donderdag 31 januari 2013

Oog in oog met spuiters en slikkers


Oog in oog met spuiters en slikkersThomas van der Steen

1007BZ Darth Indurain
Omdat 2013 zo winters is begonnen fiets ik uitsluitend binnenstads. Snerpende oostenwind, kou, sneeuw, ‘t is mij een gruwel. Geen fietstochtjes meer gemaakt na de feestdagen.
Behalve van fietsen houd ik ook ontzettend veel van kijken naar fietsen. Urenlang voor de TV, terwijl de heren zich afbeulen op de flanken van de Galibier of over de kasseien van de Paddestraat te Zottegem.

Opeens struikelen de profs over elkaar om te biechten over hun dopegebruik. Ach, ik ben verbaasd, onthutst noch verbolgen. Het maakt me niks uit, ik geniet toch wel van de grote wedstrijden. Bovendien weet eigenlijk iedereen dat topsport niet zonder doping kan. Wacht maar, ooit gaan zelfs de ideale schoonzonen Epke, Rintje en Sven met de billen bloot.

Ik moest wel een keer naar de Tour de France.

-1989, proloog en eerste etappe. Samen met Belinda naar Luxemburg-stad. Daar zag ik voor het eerst het rondtrekkende circus. In het promopark dronk ik Café de Colombia, sponsor uit Zuid-Amerika. Pritt, van de lijm, reed rond met dakkelings op elkaar geplakte auto’s. We gingen een grand café binnen waar de journalisten verzamelden. Het is inmiddels 24 jaar geleden dus de zaal stond stijf van de rook. Volop bier, wijn, pastis, cognac en calvados, ‘t was tenslotte al elf uur in de ochtend. Met moeite kon ik me beheersen om een perskaart mee te gappen, ik wilde ook wel achter de hekken.
Voor het eerst zag ik hoe klein en mager wielrenners zijn. Bijvoorbeeld Luis ‘Lucho’ Herrera, bijgenaamd de Tuinman. Een ongelooflijk iel mannetje dat zich in ‘t zweet fietste op de rollers voor de proloog. Tegen de hekken gedrukt zag ik Gert-Jan Theunisse met dichte wielen aan komen denderen. Om zo weinig mogelijk wind te vangen reed hij vlak langs het publiek.. Dientengevolge liet hij de manen van de toeschouwers wapperen gelijk de zijne. Daar zag ik Erik Breukink de proloog winnen, hiep hoi, een Nederlander! De Tourwinnaar van het jaar daarvoor, Pedro Delgado, kwam 3 minuten te laat aan de start. Het gerucht ging dat hij een nieuwigheidje had ontdekt op zijn hotelkamer: het pornokanaal. Enfin, het was 1989.
De dag erna stonden we langs het parcours ergens tussen de hoofdstad en Ettelbrück. Eerst kwamen drie koplopers voorbij - met de etappewinnaar, Portugees Acacio da Silva- en dan een heel lange tijd niets. Meer dan tien minuten later kwam het peloton pas, een eeuwigheid. we waren wel getuige van een historisch moment. We zagen een Nederlander met de gele trui om zijn schouders en dat is tot op de dag van vandaag niet meer gebeurd. Nog even doortrappen Erik, je bent er na een dag weer vanaf.

-1994, proloog in Lille. Samen met Peter, een kroegvriend. Op de vrijdagavond besloten we de volgende dag naar Lille af te reizen. Ik kon met de auto doorrijden én parkeren tot op 100 meter van de streep, meet, finish. Daar zagen we Smeets en Nelissen in hun commentatorhokjes. Verder veel langs het parcours gelopen tijdens de ritten van de kleinere goden. Ook ik kende Rijssel alleen maar als grauwe, rokende industriestad langs de Franse A1. Pas in 1994 zag ik dat het een majestueuze stad met grandeur is.
Voor de laatste 20 toppers snel terug naar de finish. Peter fotografeerde zich suf; zoveel beroemdheden, zo dichtbij, onwerkelijk. Chiapucci, Zülle, Boardman, Indurain, Museeuw, Rominger en een kwijlende Breukink. Boardman won en Indurain werd tweede.

-1996, proloog in ‘s Hertogenbosch, ik ging alleen. Daar in het Brabantse heb ik wel de merkwaardigste ervaring met een wielrenner gehad. Le Grand Départ was in Den Bosch, drie kwartier met de trein van mijn huis, een zegen. De regen was dat beslist niet, 29 juni 1996 staat in de boeken als een natte dag. De renners startten in de Brabanthallen. Ik had een kaartje voor de zaal. Ik zat daar droog maar ‘t was me te gelikt, donker en te ver van het podium. De zaal zat stampvol en de start werd gebracht als een show. Lasers, stroboscopen en andere gekkigheid. Ik ging toch maar door de stad het rondje lopen in de stromende regen. Na twee uur lopen was ik terug in de hal en ging wat eten. Het zelfbedieningsrestaurant werd in tweeën gedeeld door een afzetlint. Achter dat lint bevond zich de perszaal. Ik stapte er gewoon overheen en groette Steven Rooks, oud wielrenner en toen sidekick van Smeets en Nelissen.
Omdat ik nu ‘journalist’ was liep ik zo naar het rennerskwartier. Buiten de Brabanthal stelden de coureurs zich op. Ze wachtten geduldig op hun beurt. Ook de winnaar van de Tour het jaar daarvoor, en daarvoor, en....enz. Miguel Indurain, vijfvoudig Tourwinnaar in serie stond op een armlengte. Ik prevelde, ‘Miguel, Miguel’ en hij keek me aan. Althans dat leek zo. Dat jaar droegen de specialisten een aerodynamische helm.

Het leek wel of Darth Vader himself volkomen emotieloos en tot het uiterste gefocust met koude ogen dwars door me heen keek. Het zal wel bij concentratie horen. Het was heel creepy en ik zal die ijselijke blik nooit vergeten. Overigens verloor hij die Tour en we hebben ‘m nooit meer op een fiets gezien.
Thomas van der Steen

woensdag 30 januari 2013

De schaduw van mijn fiets


De schaduw van mijn fietsThomas van der Steen

0915BZ Groene Hart
Een jaar na mijn eerste fietsexpeditie buiten ’t Gooi ( Holysloot ), nu naar het Groene Hart. Met de nieuwe BMW 528 touring eerst naar Wilnis. En dat bijvoegsel ‘touring’ staat er niet voor niets. Bij de vorige auto moest de fiets bovenop het dak. De doodsangsten die ik heb uitgestaan….vreselijk. Steeds maar angstvallig in spiegels en over schouders kijken of de schaduw van mijn fiets nog meereed. Je zou denken dat het op een gegeven moment zou wennen, maar nee. Het gemak van de grenzeloze ruimte achter me is eindeloos geruststellend.

In Wilnis-dorp staat naast de parkeerplaats een Nederlands Hervormde kerk die strengheid uitstraalt. Ik vermoed dat het hier nog dondert op zondagochtend achter de donkerbruine gevel van het godshuis. Als contrast heeft de dorpse modezaak een enorm silhouet van Karl Lagerfeld als reclame-uiting, ik hoor God brommen.
Vanuit Wilnis , langs de Zuwe, meteen de natuur in. Dat dit gebied het Groene Hart heet is over-
duidelijk. Er is een overdosis aan groen. Behalve als er enorm veel vette, gele boterbloemen het groen verslaan maar dat is zelden. De lammetjes zijn in hun puberteit. Vorige maand waren ze alleen maar schattig, onwennig en klein, nu al brutaal en ondeugend. Ik zie hier ook – hoe zal ik ’t zeggen – bonte lammetjes. Wit met zwarte vlekken of andersom.

Ik fiets richting Woerdense Verlaat, goeie naam. Als het niet al had bestaan had Bordewijk ‘m verzonnen. Vanaf hier langs de Meije ( riviertje ) naar de Meije ( dorpje ). Alles is hier wonderschoon. Het stroompje meandert door het groen en de huisjes op de oever zijn begerenswaardig. Op het kaartje had ik gezien dat in het dorp een watertoren staat. Daar is een icoontje voor dat geen twijfel zaait: een klassieke monumentale watertoren. Maar de teleurstelling is ongeveer zo groot als de toren hoog is. Een witbetonnen fantasieloze kolos. Als een versteende raket staat hij in het verder zo lieflijke dorp. De bijnaam is Pietje Potlood, mijn moeder zou fallussymbool zeggen.

Langs de toren loopt een pad, dwars door de weiden, naar de Nieuwkoopse plassen. Het gras stopt, het water begint. Een dijkje door de Zuidereindeplas, mond dicht, insectengevaar. Langs de waterkant veel mannen en hun hengels, heel veel hengels. Navraag leert dat de heren azen op snoeken, roofblei, snoekbaars, paling, brasems, voorntjes dan wel karpers. Ik ken een karpervisser en wisten jullie dat ze de grote exemplaren namen geven?
Ik ben aan de overkant en rijd Nieuwkoop in. Op het Reghthuysplein staan maar liefst 4 rijksmonumenten. Vooral de alleenstaande toren midden op het plein trekt de aandacht. Alleen maar een toren, het kasteel dat er vroeger bij hoorde is er niet meer. De Wereldwinkel ( ze bestaan blijkbaar nog ) is er in gevestigd. De waar dan ook altijd aanwezige Spakenburgse viskraam heet ‘Het Scholletje’. Daar hadden ze Bordewijk niet voor nodig.

Een kort zinnetje in een huis-aan-huisblad vermeldt het. .. Dierenbegraafplaats Zevenhoven. Niet ver van Nieuwkoop ligt ‘t. Ik ben sowieso gek van kerkhoven – ja, een morbide hobby- maar dit is even wat anders.
De eerste keer in mijn leven dat ik een dierenbegraafplaats zag was bij een Engels kasteel. Een klein veldje met kleine grafstenen en zo’n 8 à 9 graven van loyale jachthonden. Nooit zal ik labrador Rufus vergeten. Zijn naam bleef in ons huis hangen, Tims eerste knuffel werd Rufus gedoopt. Vijftien jaar later zag ik in Bayonne een heel klein bordje: cimetière animalier. Dit was een gemeentelijke aangelegenheid, Belle, Minouche en Prince gaven acte de présence. Na Engeland en Frankrijk sta ik nu op de Hogedijk 10, in Zevenhoven, Zuid-Holland. Hier is een rustplaats met minstens 300 dooie huisdieren. Geen cavia’s, kamelen, parkieten, slangen, goudvissen of paarden. Louter honden en een enkele kat. Althans, Simba, Tijger en Felix zullen toch wel katten zijn?

Ik ben opgegroeid in een gezin zonder huisdieren. Dan vergeet ik even Methusalem, de schildpad. Die overleefde zijn winterslaap niet, alleszins logisch, het was de bitter koude winter van 1963. Nooit heb ik de aanwezigheid van een huisdier gemist. Mijn liefde voor mijn dierbare naasten is me genoeg. Een hond die onderdanig naar je opkijkt voor een brokje of wandeling, dat kan ik er echt niet bij hebben. Juist dat hebben alle baasjes die hier hun Rocky of Binkie hebben begraven wel zo graag. Ten hemelschrijende teksten staan er op de stenen. ‘Wacht op me Max, ik kom eraan om samen met jou in het paradijs verenigd te worden’.
Tja, zo geraken we in een filosofisch dispuut, zijn al die overleden dieren ook in het hiernamaals? Hoe zit het dan met die hinderlijke bromvlieg, die door het buurjongetje in de Lutherhof, ons huisdier werd genoemd? Als die er ook is ( de vlieg, niet het buurjongetje ) hoef ik die afslag na mijn dood dus niet te nemen. Al het leed achterlatend verlaat ik opgelucht Dierenbegraafplaats Zevenhoven.

De prachtige fietstocht eindigt misschien wat melancholiek maar je hoeft niet af te stappen bij alle dode huisdieren.
Ik fiets terug door de exploderende natuur naar de auto in Wilnis. Een hardloper roept me nog toe; ‘Aan je haar te zien heb je alleen maar tegenwind gehad’.

Rondje Nieuwkoopse Plassen: 42 kilometer
Waardering: 8,5/10
 

donderdag 24 januari 2013

Brief aan Ilse

Lieve Ilse,

Talent ontroert mij en het jouwe in het bijzonder. Bovendien zing je altijd zó zuiver dat ik zonder samengeknepen billen - uit angst voor de valse noot -  kan luisteren. Er zijn maar 3 Nederlandse zangeressen die dat kunnen:
- Hind ( van Idols, hoor ik nooit meer wat van )
- Maeve van der Steen  ( mijn zus, zij zet een onberispelijke Piaf neer )
- Jij

Die ontroering drijft me soms letterlijk tot tranen maar gelukkig niet altijd. Wél als je unplugged in een TV-programma zingt. Dus toen Eva Jinek, wapperend met haar draaiboek, verbaasd constateerde dat ze tranen in haar ogen had dacht ik; ‘Ja kind, wat had je dan gedacht?’ De drie onbewogen bankzitters ( Paul Jansen, Harry van Bommel en Jessica Durlacher ) verbaasden mij meer. https://www.youtube.com/watch?v=J3MC5nP1ZiQ
Bij de nummers ‘I Love You’, ‘I Still Cry’ en vooral ‘When’ is het bingo. Het is niet alleen bij jou. Het overkomt me ook bij ‘We Used To’van Dolly Parton, de 1e auditie van Paul Potts en Kyteman’s ‘Sorry’.
En daarom ging ik naar jouw Gelredome-concert.

Even tussen ons Ilse. De mensen die mij kennen zijn altijd verbaasd - vaak met een opgetrokken wenkbrauw - als ik vertel van mijn liefde voor jouw muziek. Té mainstream, commercieel, Nederlands, poppy, namaak, wat niet? Zal wel allemaal, ik hoor juist heel andere kwalificaties, just my luck.

Onderweg naar Arnhem op de snelweg al grote borden met  P’s en jouw naam erop. Je mag dan niet big in Japan zijn, maar wel in Nederland. Als ik bij het stadion aankom loop ik er eerst een rondje omheen. Zo kan ik je publiek goed observeren. Geen verrassingen: veel provincie, veel Vinex, mensen op hun keurigst gekleed voor dit avondje uit , opgewonden, onwennig, veel giechelende vriendinnen, stelletjes, kwartetten echtparen, een enkele vader met 2 of 3 dochters en/of vriendinnen, niemand boven de 60. Free Record Shop-verkopers met rugzakken vol met jouw nieuwe CD en mobiele pinautomaten, écht slim.

                                                               Het concert

De show stond in het teken van de lancering van die CD: Eye of the Hurricane. Je begon met ‘I Need for You’, een heel rustig, ingetogen nummer. Uit interviews de dag erna begreep ik dat je pertinent met dát nummer wilde beginnen. Een ode aan je moeder en hoe zij omgaat met het verlies van haar man, jouw vader. Het tweede nummer was ‘Hurricane’, de toenmalige hit. Nu kon jij, maar zeker de band en achtergrondzangeressen voluit gaan. En dat kunnen jullie, tot in elke hoek van het stadion stormde het. Alle nieuwe nummers kwamen tijdens dit optreden voorbij afgewisseld met je oude successen.
Zoals ‘Living on Love’, heerlijk rauw net als in 1998 toen je dit nummer opnam.
Je nieuwe plaat steunt op 3 nummers de pilaren, die allemaal te maken hebben met je vaders overlijden. Voor ‘Time Will Have to Wait’ houd je het onvermijdelijke papa-verhaal. Ik hield mijn hart vast maar je sloeg je er doorheen. Je hebt ‘t al zo vaak moeten vertellen ( werkelijk alle bladen heb je gehad, ik kan ‘t weten, ik verkoop ze ) en dan nog eens, heel kwetsbaar, voor een vol stadion. Je zei nog dat je bang was dat er mensen zouden zijn die dachten dat je je verdriet uitventte. Geloof me Ilse, dat is jouw idée-fixe, niemand twijfelt aan je oprechtheid. In ‘Time Will Have to Wait’ hoorde ik al snel het door jouw vader zo geliefde huulorgel, zijn benaming voor een steelguitar.

Na de zware woorden leek je bevrijd. Freewheelend reeg je de oude hits en de nieuwe nummers aan elkaar. Tijdens de song ‘Winter of Love’ werd het podium omgetoverd in een gigantische ijspegelgrot, een prachtig effect.
De Grande Finale was de klassieker ‘I’m Not So Tough’. De zaal ontplofte. Maar het podium ook. Wat een geweldige performance. De band was echt super. Ik twitterde iets in de trant van Ilse @Gelredome was tougher #i’m not so tough than tough rockbitch Anouk ever will be. Zalig uitgesmeerd, fabuleuze solo’s, echt een ontlading. En je twee trouwe achtergrondzangeressen swingden de pan uit, geweldig!
Daarna begon je toegift met ‘Have a little Faith’ van Hiatt. Laat maar, dat heb ik.
Uit angst voor drukte, gedoe, parkeerwachten en files verliet ik de Gelredome voortijdig maar uiterst blijmoedig.
Thomas van der Steen, fan forever.

ps een week later zat je bij DWDD. Hé, dat was vast geen toeval dat Rawie zijn ‘Sterfbed’ mocht declameren. Een camera nam jou ook hoopvol close. Ongetwijfeld een ideetje van de op effectbejag beluste Dieuwke Wynia. Maar je gaf geen krimp, ik was trots op je.

donderdag 17 januari 2013

Lage Vuursche, pannenkoekenparadijs

                            Lage Vuursche, een royale versnapering.



Tot twee jaar geleden was ik nauwelijks tot niet geïnteresseerd in weersvoorspellingen. Vóór de weermannen met hun geleuter begonnen was ik al weggezapt. Ik nam het weer zoals het kwam en dacht net als Ernie van Sesamstraat; ‘het wordt altijd weer weer’. Door mijn fietshobby is dat veranderd. Tegenwoordig kijk ik of er op mijn vrije dagen slagregens en/of windhozen voorspeld worden. Zo niet, dan lonkt mijn fiets naar mij zoals ik naar hem.....euh.....haar lonk.

Maar het zijn de sombere dagen tussen Kerst en Oud en Nieuw dus veel kans krijg ik niet. Als er zonnestralen door de cumuli fracti glippen spring ik subiet op mijn fiets. Een klein stukje vandaag, de wolken blijven aanwezig en dreigend. Over de hei en door het Maartendijksche Bosch naar Lage Vuursche. Van kind af aan een geliefd doel voor een uitje, ‘t is een echt pannenkoekenrestaurant-paradijs. Vooral op mooie zondagen wemelt het hier van families, geschaard rond de tafels. De borden vol met de ronde lekkernij als wagenwielen zo groot. En erboven, -onder en -tussen talloze wespen die het op de mierzoete stroop hebben voorzien. Maar op deze winterdag staat er niet één tafel buiten en zijn er zeker geen wespen. Trappend over de Vuurse Steeg zie ik haardvuren achter de ruiten van de restaurants oplaaien. De bekendste herberg in de straat is ‘de Vuursche Boer’. Op de gevel staat een vélocipède. Een aandenken aan Gerrie Knetemann, eigenaar tot zijn overlijden. De Kneet, de sentimentele oud-wielrenner, die zijn tranen zo graag plengde op Mart Smeets’ schouders.  Zijn naam leeft nog voort bij nieuwsredacties als een ‘knetemannetje’. Dat is als je sterft op een dag dat er zulk groot ander nieuws is dat het bericht over jouw overlijden ondersneeuwt. Gerrie overleed op 2 november 2004, de dag dat Theo van Gogh werd vermoord. Of het verschijnsel in de USA een ‘little fawcett’  wordt genoemd weet ik niet. Farrah Fawcett, die geföhnde, blonde stoot van Charlie’s Angels stierf op dezelfde dag als Michael Jackson.

Behalve een overdonderende hoeveelheid horeca is er natuurlijk ook Kasteel Drakensteyn. Hier was, naar eigen zeggen, onze Beatrix zo gelukkig met Claus en de kinderen. In voorbereiding op het zwaarste ambt genoot zij hier van een relatief onbezorgd en normaal gezinsleven. Het gebouw ken ik alleen van foto’s. Het is privébezit van mevr. B. van Lippe-Biesterfeld, met de nadruk op privé. Het zicht op haar have en goed wordt afgeschermd door bomen, hoge hekken en bewapende soldaten van de Koninklijke Marechaussee. In een wijde boog fiets ik een rondje om de hekken. Van de foto’s weet ik dat het acht-hoekige gebouw op een gecreëerd eilandje ligt. Maar nergens krijg ik een kans op een glimp van de burcht. Na haar troonsafstand kan Beatrix onbespied mijmeren over haar bewogen verleden.

Zal ze dan op zondagen naar de nabije kerk gaan? De Stulpkerk ligt op 2 minuten lopen van haar voordeur en is Nederlands Hervormd. Het is een klein dorpskerkje met dito begraafplaats. Er liggen twee mannen voor eeuwig te rusten met de voornaam Stoffel. Ik dacht altijd dat de naam van de schildpad uit De Fabeltjeskrant verzonnen was. Afgeleid van het fantasie-werkwoord stoffelen: zich zeer moeizaam voortbewegen. Maar het blijkt gewoon een vergeten Nederlandse voornaam te zijn.
Het wordt al snel donker deze middag. Over het knerpende fietspad fiets ik door het bos naar de provinciale weg. De automobilisten wordt gemaand hun lichten te ontsteken. Het was maar een kort ritje vandaag. Maar de in een jaar opgestapelde muizenissen verlaten mijn kop. Door de winterse en bevrijdende wind kan ik 2013 fris beginnen.

Thomas van der Steen

dinsdag 15 januari 2013

La douce France, le Tour, Cédric et de la literature



Cédric en Girona


Zwart, inktzwart is het bodemloze gat waarin ik val als de Tour ten einde is. Echte sportliefhebbers hoef ik niets uit te leggen. Gedurende drie weken geeft de Ronde ons leven een granieten structuur. De freaks kijken stiekem al vanaf de start van de etappe welke malloten in een groepje zijn ontsnapt. Soms rijden ze wel zo'n 5 uur lang, 7 minuten vooruit. Gary Lineker, de Britse voetballer, zei ooit: 'Voetballen is een sport waar 22 spelers 90 minuten lang een bal najagen en aan het eind winnen de Duitsers'. In navolging van hem kunnen we nu zeggen: Wielrennen is een sport waar 198 renners proberen als eerste over een streep te fietsen maar alleen Mark Cavendish doet het.
Afgelopen maandag restte mij de laatste interessante Equipe met alle klassementen, foto's van een opgeluchte Evans en de nieuwe Franse helden Voeckler en Rolland. Ik heb vrede met Evans' overwinning, na zijn wereldkampioenschap in 2009 is hij een winnaar geworden.

Qua lezen ben ik deze vakantie low brow begonnen, met Heleen van Royen's Zomerboek. Deze vrouw behoeft geen verdere introductie. You either love her or you hate her. En ik ben dol op haar. Toen ik haar eerste boek las moest ik hardop lachen en dat was lang ( om een boek ) niet gebeurd. Bovendien heeft ze een destijds veelbelovend Nederlands politicus ontmaskert als cokesnuivende, soit, en heroïnehoerloper en dat laatste is onvergeeflijk. Dat die Oudkerk ooit nog onder zijn steen heeft durven uitkruipen is mij een raadsel.
Dat zomerboek is frivool, egocentrisch en zeer toegankelijk. Er staan leesbare columns in maar ook kleurplaten en sudokupuzzels. Frank Wisse is haar manager en die heeft ook Lieke van Lexmond en Henkjan Smits in zijn stal, dat genre. Sinds het succes van 'Gooische Vrouwen' bestaat er geen enkele gêne meer. Heleen vertelt over haar succevolle leven, haar geslaagde keuze om in Portugal te gaan wonen en de kosmopolitische vakanties die zij viert. Dat haar dochter Olivia met heur tas praat en Jimmy noemt < Jimmy Choo is in die kringen een musthave tassenmerk > is grappig maar uiteindelijk uiterst triest.

Voor het weer bestaat maar een kwalificatie: wisselvallig. Het ene moment stralend, 10 minuten later bewolkt van horizon tot horizon. En voor de lokatie valt er onevenredig veel regen. Perpignan telt jaarlijks 300 zonnendagen maar niet in 2011. De temperatuur is nog niet boven de 30 graden geweest, dat is maar goed ook. Ik vind het zalig, beetje zon, beetje regen, frisse wind en een wolk hier en daar. Maar mijn reisgenoten Zz ( onze dochter ) en Tejay ( haar vriendje ) dachten zo bruin te worden als Rihanna. Tejay heet eigenlijk Thomas, net als ik. Om misverstanden te voorkomen werd dat Thomas junior en dat weer op zijn Amerikaans Tejay. Aan de Tramontana, de wind, heb ik al eerder aandacht besteed maar ik moet er nog iets over kwijt. Je kan 'm maar beter in je armen sluiten als je beste vriend anders wordt hij je grootste vijand. Demis Roussos had in de jaren '70 een wereldhit met 'My Friend, the Wind', daar denk ik dan maar aan. Gekscherend zeg ik thuis wel eens hoe fijn het is om met je kop in de wind alle muizenissen uit je getroubleerde brein te wissen. Mocht je nog onverwerkt verleden, trauma's, frustraties, fobiën of zorgen in het algemeen hebben: kom naar Collioure. Ga naast me staan op het hoogste punt van de camping, neus richting zee en je geest is na een minuut of tien gegarandeerd leeg.

Dit alles in tegenstelling tot 'Zwaarmoedige Verhalen voor bij de Centrale Verwarming' van Heere Heeresma. Door zijn overlijden een paar weken terug, heb ik zijn bestverkochte boek maar 's gelezen. Samenvattend in één woord: bedompt. Zó bedompt dat het weer leuk wordt. Het heeft geregend, regent of gaat regenen, die sfeer. Het zijn vijf korte verhalen en als je geen opgewekt gemoed hebt zou je je na het lezen verhangen. Het boek kwam uit in 1973 maar ademt meer de sfeer van de vijftiger jaren. In één verhaal komt het begrip 'koopavond' voor en ik beschouwde het als anachronisme. Zijn boek 'Han de Wit gaat in Ontwikkelingshulp' las ik als puber en vond 't hilarisch. Ook in dat boek stapelt de ene na de andere tragedie zich op. Mocht je ooit iets van de dwarse en eigenzinnige schrijver willen lezen: Leest allen Han de Wit!

Bee en ik gingen een dagje naar Girona in Spanje. Zz en Tejay zijn met Haagse vrienden naar Aqualand. In Girona zijn we 5 jaar geleden ook geweest. Nu konden we zonder kids, aanmerkelijk makkelijker om een oude en stoffige stad te bezoeken. Het is maar een uur rijden van onze camping over de Autopista. Girona, Gerona zo je wil, is bekend door zijn stadswallen, kathedraal, vliegveld ( Ryannair vliegt vanaf Eindhoven ) en omdat er 65! profwielrenners wonen. Vanuit de stad hebben ze alle mogelijke parcoursen binnen handbereik.

We zijn over de helft van de vakantie en Cédric, de hardwerkende, sympathieke en goedlachse man van de kampwinkel, heeft eindelijk zijn 'Afrique-Senegal-shirt' in de was gegooid. En een nieuw, zeer nauwsluitend, exemplaar ( TT Pau 1993 ) uit de kast getrokken. De Vival, zo heet zijn shop, is open van 8 tot 8 en hij is er altijd. Hij is 63 en ziet er voor die leeftijd nog top uit. Alleen dat hoestje, onmiskenbaar een rokershoest, doet het ergste vermoeden. Vanaf dag 1 heb ik ervoor gezorgd dat ik zelf mijn baguettes mag pakken want hij hoest weliswaar op de rug van zijn hand maar toch.
Ik pest de arme man altijd door zijn mantra op te zeggen. 'Un quatre vingt en boulangerie, subtotale et en espèces. Hij begeleidt al zijn handelingen met gesproken woord. Hij kan niet onzeker zijn want zijn winkel loopt als een dolle. De hele camping koopt er 's ochtends brood, beleg, drinken en de krant. Vandaag sloot ik aan in een rij van vijfentwintig, dat verklaart meteen waarom ik zo goed op de hoogte ben van zijn doen en laten. Corinne, zijn vrouw en ook straf rookster, staat altijd te ouwehoeren ergens in de winkel. Met zo'n excuus-aanvuldoos voor zich, babbelend met de bakker of een jaarlijks terugkerende campinggast. Als het Cédric te dol wordt schreeuwt hij; 'Corinne, aide-moi!' Hun daaropvolgende conversatie ontgaat me door mijn gebrek aan kennis van de Franse taal. Wat ik wel begrijp is dat ze, met steken onder water en veel geknipoog, met verve een schijnbaar gelukkig echtpaar neerzetten. Ik ga hem nog 8 dagen meemaken en zal de stand van zijn T-shirts bijhouden.

Het boek 'Dieren Eten' van Jonathan Safran Foer moet je beschouwen als Allen Carr's 'Stoppen met roken'. De schrijver beoogt dat je na het lezen stopt met vlees eten. Ik heb het uit en ik ga, tegen beter weten in, wél door met vlees eten. Vegetariër worden lokt maar ik ben te slap, te laf en te weinig principieel. Foer kende ik al van zijn bestseller 'Extreem Luid en Ongelooflijk Dichtbij'. Dat boek was de eerste roman met 9/11 prominent aanwezig en werd de hemel ingeprezen.
In 'Dieren Eten' krijg je een overvloed van onsmakelijke feiten over je heen gekieperd waar de honden geen brood van lusten. Vanwege zijn joodse afkomst zat ik eerlijk gezegd te wachten op de vergelijking met de Holocaust maar hij houdt het bij oorlog. Wij, de vleesetende mensheid, zijn in oorlog met de dieren die wij eten. Ik laat 't erbij, iedereen weet dat de bio-industrie niet deugt. Maar dat 98% van ons vlees uit die fabrieken komt, wist ik niet. Netzomin als het onvoorstelbare feit dat voor de opbrengst van 1 kilo garnalen, 52 kilo andere zeebewoners sterven.
Na de dag des oordeels, als wij allen branden in de hel, brand ik harder en langer dan anderen. Ik kan mij niet beroepen op het 'ich habe es nicht gewusst'-excuus. Maar het kan altijd erger. De Kentucky Fried Chicken klanten krijgen het nog veel en veel heter.

Girona, zomer 2011


Girona y supermercado
                                                                                                     (get Spanish)



Bee en ik zijn een dagje naar Girona in Spanje geweest. Zz en Tejay zijn met nun Haagse vrienden naar Aqualand, zo'n zwemparadijs. Vijf jaar geleden hebben we die stad al bezocht. Nu, zonder kids, kunnen we ons wat vrijer bewegen in de oude en stoffige stad. Als je via de autopista AP7 erheen rijdt ben je er binnen het uur vanaf onze camping.Girona ( Gerona volgens de Castilliaanse franquistische spelling ) staat bekend om zijn stadswallen, kathedraal, vliegveld en het feit dat er 65 ! profwielrenners wonen. Vanuit hier hebben ze elk denkelijk trainingsparcours binnen fietsbereik.
Over de wallen is een historische, archeologische wandeling uitgezet. De muren zijn gerestaureerd en door de cipressen, bougainville en daardoor geworpen schaduw is het net of je door een eindeloos park loopt. Ondanks de schoonheid is het er adembenemend rustig. Aan het eind van de rondgang toren je hoog boven de stad uit met zijn typerende dakkleuren. Ondanks de aanwezigheid van zoveel monumenten in deze historische setting zou je Carcasonne-achtige taferelen verwachten. Niets van dat al. In alle eenzaamheid bezoeken we de Banys Arabs, het Moorse badhuis. Via de steile trappen dalen we af naar het door mij uitgezochte tapasrestaurant Zanpanzar. Gesloten, dichtgetimmerd en verlaten. Uitmuntende kritieken op Tripadvisor, je ziet wat ervan komt: dicht.
Even verderop ligt het terras van een tent met een 'menú del dia'. Vooraf had Bee een soort baksteen althans zo zag 't eruit. Een zalig gerecht van aubergine en kaas uit de oven. Ik nam escalivada, nooit van gehoord, maar nu omnipresent. Op werkelijk elk Catalaanse menukaart komt het voor. Heel simpel, heel lekker en dat gaat vaak samen. Geroosterde aubergine, paprika en ui, dat is het. Kalfsentrecote voor Bee en ik kreeg een soort beenhammetje uit de oven met geroosterde worteltjes en een niet zo vette jus die met de 'pan' <brood> schoon op ging. Erbij een soort boontjes die ik nooit eerder had gezien, laat staan gegeten. Maar ook Bee kende de boonsoort niet. Postres: mousse au chocolat en fruit macedoine en koffie. Dat alles niet meer zo schofterig goedkoop als ooit maar nog altijd billijk.

Daarna naar de kathedraal die vooral groot is en bovenop een heuvel staat. Voor de hoofddeur een angstaanjagende steile trap naar beneden. Volgens een familielegende zou mijn vader er in 1962 met de auto af zijn gereden. Nou pa, ik ben er geweest maar het is niet gebeurd, sorry. Misschien een andere trap maar niet deze! Als de regisseur van de volgende Bond-film aan de voet van deze trappen zou staan voor een autostunt zou hij zeggen; 'laat maar, we gaan het niet doen'. Bij de kerk wel wat meer toeristen maar alleszins redelijk. Zou Girona te ver van de kust liggen om drommen toeristen te trekken?
In Spanje zijn, ondanks het verenigd Europa, nog veel dingen goedkoper dan elders. De 'usual suspects': tabak, brandstof en alcohol. Deze situatie zorgt altijd voor de ultieme lelijkheid in de grensplaats, in dit geval La Jonquera. Omdat hier ook de trucks voor de laatste keer hun tanks willen volgooien is het ook nog een keer vergeven van de hoeren. Nou zijn die niet allemaal lelijk maar wel heel veel. De supermercado's tot het plafond gevuld met drank en tabak. Cognac in 5 literflessen en Pastis bij de doos. Ik scoorde Foster's bier uit blik ( 0,5 liter ) voor 50 cent per blikje. Dan buiten op de parkeerplaats Fransen met tjokvolle karretjes teruglopend naar hun auto's. Net gekochte sigaret al brandend in de mondhoek. Ik weet het, ik kocht er ook net alcohol, heb vroeger gerookt maar de aanblik van dit alles maakt de wereld er niet mooier op.
Girona gelukkig wel.

donderdag 10 januari 2013

Nunspeet

       11 november, 94 jaar later

De mist hangt zwaar over de weilanden, de kou bijt. Een heuse herfstdag in november aan de rand van de Veluwe. De slag om de thermometer begint. Vanuit een lage positie kiest de zon voor de aanval, het front is horizonbreed. Zij klimt en ploegt zich moeizaam door de mistflarden en beslecht de strijd in haar voordeel rond lunchtijd. Dan fiets ik al op de brug over het Veluwemeer het Nieuwe Land in.

Een uur geleden begon ik mijn geplande rondje in Nunspeet. Ik hees mijn fiets uit de auto bij het station. Via Doornspijk, Elburg, Mullegen en ‘t Harde zou ik weer terugkeren  in Nunspeet voor een ceremonie die ik graag wil bijwonen. Vlakbij het station staat het Veluwetransferium. Van hier starten wandel- en fietsroutes. Een 30 meter hoge uitkijktoren steekt boven de boomtoppen uit. In de lente kom ik zeker terug om samen met Belinda een forse wandeling te maken. Want het is werkelijk schitterend hier; weilanden, bossen, houtwallen, singels, heidevelden en verderop water.

Na 1500 meter moet ik alweer afstappen, een begraafplaats. Het is het oude kerkhof van Nunspeet en  niet meer in gebruik. Op de plattegrond zie ik een groot veld met graven van Belgische kinderen. Op de vlucht voor de oprukkende en moordende Duitse legers in 1914 kwamen velen in een kamp hier terecht. De omstandigheden waren erbarmelijk en van de 1000 kinderen onder de 12 stierf een kwart. Onder de machtige eiken liggen hun stoffelijke resten. Onder een stenen kruis staat: “Gastvrij Nederland aan de afgestorvene vluchtelingen”. Ons land was neutraal in ‘14-’18 maar de sporen van die oorlog liggen hier aan mijn voeten.

De weg naar Elburg gaat langs Doornspijk. Daar gaat net de kerk uit. Nederland mag dan grotendeels ontkerkelijkt zijn, zo niet in Doornspijk. De mannen en vrouwen, gekleed op hun zondags, knikken me minzaam toe terwijl ik door hun dorp snel. Verder naar Elburg wordt het steeds platter. Ik zie het Veluwemeer al liggen, de zon doet het water flonkeren. Langs de kust naar het noorden is veel volk op de fietspaden. Naarmate de dag vordert kan ik eerst de handschoenen uitdoen, mijn das afdoen en later zelfs mijn jas opengooien.

Het is 11 november, een drukke kalenderdag. De Raad van Elf komt voor ‘t eerst bijeen, het is Sint Maarten en in de rest van Europa wordt het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Een voor mij zeer tot de verbeelding sprekende oorlog, ik heb er mijn hart aan verpand. Op 11 jarige leeftijd stond ik in de ‘Dodengang’ - een oude loopgraaf- langs de rivier de Ijzer in België. De lugubere sfeer besprong me en heb ik nooit meer kunnen afschudden. Nog steeds lees ik nieuw uitgekomen boeken over dat conflict en hoop ik op nieuwe speelfilms. Laatst in Londen lag ik op mijn knieën in de HMV ( de Engelse Free Record Shop ) voor het ‘History’ DVD-rek. Toch weer een mij onbekende Franse documentaire kunnen scoren,  vol horreurs.

Bij een kruispunt kan ik kiezen voor links naar Dronten of rechts naar Elburg. Ik besluit even mijn voeten op het Nieuwe Land te plaatsen, dus linksaf. In de verte ligt pretpark Walibi, de geraamtes van de attracties tekenen scherp af tegen de inmiddels staalblauwe lucht. Over de brug zet ik snel mijn voet aan de grond en keer gauw weer om. Flevoland is leeg en vooral eindeloos. Op de weg terug fiets ik langs de jachthaven. Tussen de boten gooien veel hengelaars hun haken uit. Omdat de kou langzaamaan door het water trekt zoeken de vissen daar het ietwat warmere water. Elburg is behalve een vestingstad ook een Hanzestad. Ik ben Naarden gewend als vesting met zijn specifieke stervorm maar Elburg is een rechthoek. Het stratenplan is als een raster net als in Manhattan. Ik kom binnen door de Vischpoort en de bolle kinderkopjes benadrukken de middeleeuwse uitstraling. Overal smalle straatjes maar een gracht snijdt het stadje doormidden. De brede straat langs de gracht heet de Beekstraat, tja. Ik verlaat het ommuurde stadje aan de noordkant, over de Mheenpoortstraat. Op een bankje in de zon roken twee heel jonge pubers hun heimelijke sigaretjes. Dat lijkt me nog een zware klus, om dat geheim te houden  in deze besloten gemeenschap.

Gisterenavond keek ik traditiegetrouw op de BBC naar de Royal British Legion Festival of Remembrance. Ongetwijfeld is het iedereen wel eens opgevallen dat in de eerste weken van november de Engelsen een rode ‘poppy’ op hun revers dragen. Miljoenen soldaten stierven op de velden in Vlaanderen en Noord-Frankrijk en toch groeiden de klaprozen met hun vuurrode bladeren weer snel boven de grond. Op de zaterdagavond het dichtst bij 11 november herdenkt Groot Brittanië zijn gevallenen in de Royal Albert Hall. De plechtigheid duurt bijna twee uur - ontzettend lang én saai - maar de laatste 20 minuten kijk ik steevast. Alle Britse oorlogslachtoffers uit de geschiedenis worden herdacht. Een onophoudelijke reeks van uniformen, priesters, speeches en vlaggen komt voorbij. Tegen het einde van de avond declameert een hoogwaardigheidsbekleder het gedicht ‘For the Fallen’. De laatste zin luidt: ‘We will remember them’. Dat wordt mompelend herhaald door alle aanwezigen waaronder de koningin. Daarna wordt het ijzingwekkend stil. En dan, ja dan, PAS OP, SPOILER ALERT!
Omdat ik ooit zat te wachten op Engels voetbal op BBC1 viel ik onverwacht in deze gebeurtenis.
Opeens vallen uit de nok van de concertzaal miljoenen poppy’s op de aanwezigen. Elke poppy staat voor één dode Britse soldaat. En ze blijven maar vallen, sommige officierspetten kleuren geheel rood. Een huiveringwekkend beeld, die zwijgende groep mensen, gelaten voor zich uit kijkend. De hele zaal rood van de fladderende blaadjes, kippenvel en tranen waren mijn deel.

In het gras, zonder jas en in de volle zon, eet ik mijn Italiaanse bol belegd met eiersalade. Over de dijk wandelen gezinnen voorbij. Dat ik me in de Nederlandse Bijbelgordel bevind is overduidelijk. De vrouwen dragen ouderwetse hoedjes, de kinderen zijn ondanks hun leeftijd zeer netjes gekleed. De meisjes in traditionele rokken, de jongens in donkere pakken. Dat maakt ze in ieder geval niet minder hartelijk. Uiterst goedgezind word ik door allen beleefd gegroet. Het is hier zo aangenaam dat ik de tijd vergeet.

Mijn doel, de ceremonie in Nunspeet, begint om kwart over twee. Voordat ik weer op de fiets stap kijk ik op de klok van mijn telefoon; half twee. Shit, ik ben 23 kilometer verwijderd van die plek. Ik ga het zeker niet halen maar doe een verwoede poging. In één rechte lijn en op mijn allerhardst fiets ik terug naar Nunspeet. Ook nog wind tegen, bijna vanzelfsprekend. Die rechte lijn betekent ook nog saaie provinciale wegen. Ja zeg, zo is er ook niks aan, ik geef het op. Ik kies weer een meer aantrekkelijke route door de bossen. De herfstbladeren op de grond dempen bijna al het geluid in de bossen van ‘t Harde naar Nunspeet. Daar kom ik rond drieën aan op begraafplaats Nunspeet-Oost. Het kerkhof stroomt leeg, de ceremonie is voorbij. Bijna alle bezoekers dragen een poppy op hun jas. Om me te pesten hoor ik doedelzakklanken langzaam wegsterven tussen de bomen. Hier wordt jaarlijks een herdenking gehouden. Net sprak Flight Lieutenant J. C. Guertin namens de Britse Ambassade een paar woorden bij de graven van neergehaalde Engelse piloten. Tevergeefs loop ik de begraafplaats op. De militair die dit jaar de Last Post mocht blazen deelt opgelucht met een collega een sigaretje. Waarschijnlijk hoeft hij pas weer op 4 mei aan de bak. Volgend jaar, dan 95 jaar na de bevrijdende wapenstilstand, kom ik weer. Maar dan stipt op tijd.
Thomas van der Steen

In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.

John McCrae


vrijdag 4 januari 2013

Wereldrecord!!!!

             Wereldrecord!!!

Het heeft 54 jaar geduurd maar eindelijk zal ik dan getuige zijn van een erkend wereldrecord. Erkend staat er niet voor niets expliciet bij. Iedereen heeft wel eens als eerste, nog voor de krantenjongen, over het tuinpad door de verse sneeuw gelopen. Dat is ook een wereldrecord maar het zal niet in het Guinnes Book of Records komen. In de zucht naar het unieke ben ik zelfs naar Brussel gereisd om dát nou eens mee te maken. Op de Ivo van Damme-Memorial van 1983 zouden alle topatleten een poging wagen. Het was een pre-olympisch jaar en de vedettes waren niet gek. Geen wereld-, nationaal- of persoonlijk record te bekennen. Die specifieke avond nodigde ook niet echt daarvoor uit, troostelozer weer heb ik zelden ( nee, geen record ) meegemaakt. Maar vandaag, 30 augustus 2012, is het zover. Het record dat ik ga bijwonen zal gevestigd worden in Baarn en ik ga erheen op de fiets.

Het is maar 4,3 kilometer ver en ben veel te vroeg dus ik kan een omweg maken. Via de Soestdijkerstraatweg verlaat ik Hilversum. Aan die straat ligt autobedrijf Kroymans, wereldberoemd Ferrari-dealer. Ondanks zijn faillissement van 3 jaar geleden - of juist daarom - lijken de getoonde auto’s vuurroder dan ooit. De straatnaam verraadt zijn bestemming: Soestdijk.
Nu de laatste twee bewoners zijn overleden is het paleis open voor publiek. Maar dat is echt meer iets voor heel oude mensen. Ik moet er niet aan denken me door al die olifanten-kitsch van Bernard te moeten worstelen.
In de enorme tuin voor het onmetelijke gebouw staat een standbeeld van een wuivende Juliana en haar prins. Bijna aandoenlijk die twee, schouder aan schouder. Buiten het protocol waren ze echter niet zo innig. Volgens de overlevering bewoonde de één de linker- en de ander de rechtervleugel van de residentie. Ze woonden dan wel onder één dak maar op zeer respectabele afstand van elkaar.

In Baarn ontkom je sowieso niet aan de Koninklijke Familie. Tussen het paleis en Baarn staat de Naald van Waterloo, ter ere van de latere koning Willem II. Tijdens de beroemde slag in 1815 sloeg hij de eerste aanval van Napoleon af.
Het stationnetje van Baarn heeft ondanks zijn dorpse afmeting een koninklijke wachtkamer.
In het park naast het station staat een standbeeld van koningin Emma. Ze is afgebeeld als wandelende dame met haar eeuwige parasolletje in de hand.
Parken en villawijken wisselen elkaar af, het is geen straf om hier door de bebouwde kom te fietsen. Op de Brink in het centrum staat een muziektent om het plaatje compleet te maken. Ondanks de aanwezigheid van alle bekende winkelketens ( AH, Kruidvat, Blokker etc, etc.) heeft de winkelstraat een ouderwets dorpse uitstraling. Bij Gall&Gall ga ik binnen voor een koel blikje Cola-light. Juist daar gaat mijn mobiel af. Ik heb een ietwat theatrale ringtone om er zeker van te zijn dat als mijn telefoon gaat ik zéker weet dat het de mijne is. ‘Dat was het Toccata van Bach’, spreekt een grijze heer tot mij als ik klaar ben met mijn gesprek. ‘En fuga in D kleine terts’, vult zijn iets minder grijze echtgenote aan. Ik ben hier in klassiek minnend gezelschap. Nu niet verder gedraald; op naar het wereldrecord.

Met ferme pedaalslagen snel ik over de bospaden door het donkere woud. Vandaag, een bewolkte dag eind augustus, gaat het record ‘langste stoet van rouwauto’s’ gebroken worden. Onderweg zag ik door het lover al vele zwarte limousines passeren. Bij Theehuis ‘t Hooge Erf en zijn onbegrensde parkeerplaats wordt verzameld. Statige automobielen met daarin stemmig geklede heren en dames in mantelpakjes draaien het bospad op. Het oude record staat op 51 auto’s en ik zie er nu al zeker meer dan dat. Ze zijn ook helemaal opgetuigd alsof ze onderweg naar een teraardebestelling zijn. Er wordt me verzekerd dat de lijken ontbreken.
Nou heb ik een groot ‘begraafplaatsgevoel’, ik ervaar het bezoek aan een kerkhof als louterend. En dol op auto’s ben ik ook al. Maar nu ik hier sta vind ik deze samenkomst op het randje van het betamelijke.
Niet aan denken Thomas, geniet nou maar van de auto’s. En er zijn prachtige exemplaren. Ceremoniële Rolls-Royces, een roze Cadillac, zwarte Mercedessen, witte Chevrolets, de Volvo waar Coen Moulijn in lag, een Kever met rouwaanhanger, busjes waar de hele familie in mee kan rijden en zelfs een heuse vrachtwagen. De trotse eigenaar vroeg ik naar zijn klanten. ‘Nou, wat denk je zelf, truckers natuurlijk’, zegt hij bars. Ik mag in de laadruimte van de Scania kijken en vind het maar leeg, die verloren kist in een ruimte bedoeld om een winkel te bevoorraden. Maar er is meer te zien, bijvoorbeeld een stel hobbyisten dat Franse rouwauto’s verzamelt. Een Traction-Avant met rouwboeket op het dak. En een waar juweeltje, een DS ‘transport de corps’ met op de hoeken van het dak rouwlampjes. Een suggestie van brandend wierook wordt gewekt door de flikkerende lampjes. Midden op het dak een fors ijzeren kruis. Met een beetje geluk zie je er ooit nog een als je met vakantie bent in Frankrijk.
Deze recordpoging is een initiatief van Nuvema, de Nederlandse Uitvaartverzekering Maatschappij, en dat is te zien ook. Op elke auto staan hun vlaggetjes, overal folders en boven het theehuis hangt een spandoek in de bomen met hun logo. Het geheel heeft veel weg van een beurs, oude collega;s begroeten elkaar schouderkloppend, de dames vragen elkaar naar het welzijn van de familie. Het is een verzameling ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf  en dan zijn de gesprekken over de zaak nooit ver. Net zo min als de uitdrukkingen die ik hoor:

Ik zou hier nog niet dood gevonden willen worden
Hij laat zich niet kisten
Dooie boel hier, zeg
Hardlopers zijn doodlopers
Als sla je me dood, en echt waar,
De één zijn dood is een ander zijn brood

Bijna alle auto’s die gaan meedoen zijn binnen. Er komt nog een blinkende zilverkleurige Lincoln Icon het parkeerterrein opgedraaid. De uitvaartondernemer heeft dit nieuwste model zelf geïmporteerd uit the States. De ontzagwekkende grille ziet eruit als de muil van een nog onontdekt zeemonster. Jaloerse en bewonderende blikken kijken de slee na tot ‘ie stilstaat. Volgens de heren om mij heen heeft Hans Legters uit Winterswijk dat goed bekeken, de klanten zullen in de rij liggen.
De recordpoging neemt een aanvang, alle chauffeurs starten hun motoren. De officiële afgevaardigde van de Guinness World Records Corporate stelt zich op langs de weg. Hij heeft op zijn revers een rozet waaruit zijn autoriteit moet blijken en een tellertje in zijn hand. Als de 52e auto voorbijglijdt is het oude record verbroken. Een applaus klatert op alsof prinses Diana of onze Pim wederom ten grave worden gedragen. Uiteindelijk stopt de teller op 106, meer dan een verdubbeling.

Ik hou het voor gezien, het begint te regenen. Ik fiets naar de spoorlijn Amersfoort-Hilversum om parallel daaraan terug naar huis te fietsen. Ik hoop, beschermd door de bladeren van de bomen, dat de tocht meevalt. Dat doet ‘ie niet, alle hemelsluizen gaan open. Zou er iets of iemand geërgerd zijn door de aardse praal van daarnet? Kleddernat en onder de blubber realiseer ik me glimlachend dat ik eindelijk een wereldrecord heb aanschouwd. Dat nemen ze me niet meer af.
Thomas van der Steen

woensdag 2 januari 2013

Wandelen in de Franse Ardennen

                       Les Promenades

Als er iets is waar je zin in krijgt hier te doen in de Franse Ardennen dan is het wel wandelen. Gedurende de week hebben we dat dan ook bijna iedere dag gedaan. Niet 5 of 6 uur, 2 uur is lang genoeg. Vanuit ons huis gelijk rechtsaf langs het kerkhof omhoog. Het is een breed pad maar de boer die verantwoordelijk is voor het maaien heeft dit jaar blijkbaar nog geen tijd gevonden. De verwilderde heesters, struiken, distels, bramen en vooral gras komt tot boven de heupen. Toch kun je er doorheen, goed opletten dat je niet je enkels en kuiten openhaalt aan de doornen.
Onze zoon T. zou hier nooit durven lopen. Hij zou als de dood zijn dat er een giftige adder op hem lag te wachten. Nu ik erover nadenk, geheel ondenkbeeldig is dat niet. De natuur zoemt, siddert, knettert, schudt, beeft en zindert. Als de bloemen paars of geel zijn zoemen ontelbare bijen in de nabijheid. Laatst stond in de Gooi en Eemlander dat de heikever een plaag was rond Hilversum. Op één vierkante meter hei zouden zich 2000 kevers ophouden. Observatie- of rekenfout vermoedde ik. Maar nu zie en hoor ik het zelf, insecten zijn onstuitbaar en talrijk.

Gelukkig zijn er ook wat sympathieker ogende beesten. Achter het prikkeldraad kijken koeien en stieren nieuwsgierig onze kant op. Ik probeer ze te lokken met enorm lange grasstengels maar ze durven niet dichterbij te komen. Het blijven schijtbakken, letterlijk ook, schijten doen ze onophoudelijk.
Bovenop de heuvel gekomen ligt het smalste asfaltweggetje ter wereld. Het voert ons naar Ermitage Saint Walfroy. Er is een klooster, een -lelijke- kerk gebouwd in de 70er jaren en een fenomenaal uitzicht. Het vergezicht is zo weids dat ik meen te kunnen zien dat de horizon aan beide einden naar beneden buigt. Zoals de hele week nu ook prachtig helder weer dus het zicht is eindeloos. Voordat de christenen deze plek inpikten hielden de Kelten hier hun rituelen. Hier aanbaden zij hun godin Arduinna, de naamgeefster van de Ardennen.
Omdat deze top de hoogste in de omgeving is staat er ook een toren die onze nieuwe afgoderij belichaamt: een GSM-mast.

We dalen af naar het dorp La Ferté-sur-Chiers. Als je hier in het wild loopt kom je werkelijk geen ziel tegen, gemakshalve ervan uitgaande dat runderen geen ziel hebben. En die runderen zijn er in overvloed. Geen melkkoeien als bij ons maar vleeskoeien. Samen met hun kalveren en stieren hebben ze ruimte te over. Maar als het zoals nu boven de 30 graden is zoeken ze met zijn allen de schaduw van die ene boom op. Een half uurtje verder passeren we een weiland waar gedoe is. De boer, zijn vrouw en hun 3 tienerdochters ( waarvan twee een tweeling ) laten een aantal koeien vrij uit de aanhanger van de tractor. Maar blijkbaar mogen niet alle koeien dit sappige gras op. Omdat koeien kuddedieren zijn drentelen ze allemaal de kar uit. De boer probeert eerst nog met oh- en ah-geschreeuw het de beesten te beletten. Dat mislukt en met een stok slaat hij op de flanken van de arme beesten. De boerin slaat lustig mee en met veel geweld drijven ze de koeien terug de kar in. Wij als stadskinderen zijn dit soort bruutheid, zeker tegen dieren, niet gewend. Als de arme schepsels weer in de trailer gevangen zijn gaat de boer ook nog met veel misbaar manoeuvreren met zijn John Deere. De koeien doen hun uiterste best zich staande te houden en dat lukt ternauwernood.
Als ik tijdens zo’n uitbraak van een vreselijke ziekte boeren zie snotteren op TV omdat hun have wordt geruimd denk ik altijd; huil je nou om Bella 212 of is het  zelfmedelijden en geldzucht?
Zijn puberdochters gaan de boerderij trouwens geen van drieën overnemen. Zij kijken dromerig over de velden en zien zichzelf heel ergens anders over 5 jaar. Waarschijnlijk in Starbucks op Avenue Mac-Mahon in Parijs. Flirtend over hun Macbook met die sexy, gepiercete, student Franse letterkunde. ‘s Avonds leest hij voor uit Madame Bovary, haar literaire voorbeeld, ook smachtend en hunkerend naar de grote stad. In ieder geval willen alle drie de boerenmeisjes heel ver weg van hun onbehouwen en heethoofdige vader zijn.

We lopen weer naar boven richting ons huis in Bièvres. Het stijgen valt ons zwaar. Gelukkig vergoedt de aanblik van de rijke natuur veel. Roofvogels cirkelen in de lucht, een hermelijn of wezel banjert door de berm, mussen en zwaluwen begeleiden ons op onze expeditie en een vos steekt brutaal de weg over. We moeten nog een stuk door het bos waar het minstens 5 graden kouder is. Links en rechts gekletter van beekjes. Vlak voordat we terug in ons dorp zijn valt het B. op dat een bruin kalfje niet lekker oogt. Hij wordt totaal genegeerd door de rest van de kudde. Hij wankelt op zijn poten en zakt er daadwerkelijk doorheen. B. besluit om in het dorp alarm te slaan. de mensen halen hun schouders op. De eigenaar van het kalf is al gewaarschuwd en doet er niks aan. Tja, wat kun je verder doen?
Thuisgekomen zet ik een blikje Zero aan mijn mond en in één, nou ok, twee teugen is ie leeg.
Thomas van der Steen