donderdag 16 januari 2014

Urlaub auf Rügen ( 2 und Ende )

              

              Urlaub auf Rügen (2 en slot)



Nadat ik de fraaie en in oude luister gerestaureerde badplaatsen Sellin en Binz achter me heb gelaten bereik ik Prora. Die plaats is niet alleen het doel van mijn fietstocht, het is de reden voor mijn reis naar het eiland Rügen. Hier staat een relikwie van het beoogde Duizendjarige Rijk. Een erfenis uit de nazi-tijd, te groot en te sterk om te slopen. Een hotel van bijna vijf kilometer lang, met wel 10.000 kamers.

Mijn wijze moeder zei ooit; “alles in ‘t echt valt tegen behalve the white cliffs of Dover.” En of ze gelijk had. De Mona Lisa bleek wel erg klein, net als die versteende Barbie in Kopenhagen. Nou valt het formaat van De Kolos van Prora niet tegen maar wel de monotonie. Door de bomen zie ik het zandkleurige gebouw liggen, een flatgebouw van 6 verdiepingen. Zo’n enorm saai bouwwerk dat je in elke stad van de wereld aantreft. De Strandstrasse, een oude weg van betonplaten, loopt langs het hele complex. Kleine raampjes zover het oog reikt. De eentonigheid wordt alleen verbroken door de verschillende stadia van haveloosheid. Op sommige plekken oogt de flat zoals afgeleverd in 1938, elders staan hekken om een ruïne. Geen splinter glas in de raampjes en op alle geschonden muren een graffiti-overdosis. Om de 50 meter staat er haaks op de constructie een zijbeuk met een trappenhuis. In de achterliggende 75 jaar heeft de natuur bezit genomen van het beton. Bladeren en takken overwoekeren het complex hier en daar.
Al jaren wilde ik dit fenomeen zien maar de ervaring valt danig tegen. Na 5 minuten fietsen heb ik ‘t eigenlijk wel gezien.

Halverwege is er een tentoonstelling over Seebad Prora, althans dat vermoed ik. Geen hotelkamer ingericht naar zoals het in 1939 bedoeld was. En ook geen foto’s of informatie over hoe het complex uiteindelijk gebruikt is. Tijdens de oorlog werden er uit hun huis gebombardeerde Hamburgers ondergebracht. Na de oorlog vonden uit het Oosten gevluchte Duitsers huisvesting. Daarna werd het een immense kazerne voor het Russische leger. Rügen ligt in de ehemalige DDR, tachtig kilometer van de Poolse grens. In plaats daarvan een algemene expositie over de inktzwarte terreurjaren ‘33-’45. In een zaaltje opzij speciale aandacht voor Leni Riefenstahl. Onmiskenbaar een cinematografisch genie, ze filmde niet, ze beeldhouwde het celluloid. Haar schuld aan de barbaarse daden van het naziregime zijn niet meetbaar. Maar haar Triumph des Willens droeg zeker bij aan de populariteit van Hitler en zijn trawanten. Ze is 101 geworden en heeft nooit berouw getoond.

Een tikje teleurgesteld verlaat ik Prora en zet koers naar Jagdschloss Granitz. Gelukkig heeft Rügen meer te bieden dan de betonnen bouwval. De route is heel afwisselend. Van spierwitte duinen tot een onheilspellend donker woud. De bomen staan zo dicht op elkaar dat mijn koplamp automatisch aanfloept. Door de bomen hoor ik de stoomfluit van Rasender Roland, de stoomlocomotief van het eiland. Af en toe kruis ik zijn spoor, het zijne is zo recht mogelijk, het mijne slingert.
Het jachtslot heeft een eigen station voor de trein. Vanaf daar moeten de toeristen klimmen naar het kasteel. Ik geef het fietsen op, de helling is te steil. Op de top staat een foeilelijk kasteeltje met namaak-kantelen uit 1847. Behalve vier torentjes op de hoeken steekt er uit het midden een heuse toren de lucht in. Binnen louter opgezette hertenkoppen en een eindeloze reeks geweren. Er is geen misverstand: het is een jachtslot.
Een gepensioneerde man houdt de wacht voor een deur. Daarachter een wenteltrap naar de nok van de hoge toren. De trap telt 154 gietijzeren treden. Voor de mooi is de kunstige trap opengewerkt en ziet eruit als een kapotte Eiffeltoren. Hoogtevrees - echt nog nooit last van gehad - knaagt onverbiddelijk in mijn buik. De angst als een vent overwonnen en de beloning is groot. Het uitzicht is sensationeel. Ik kan hiervandaan zien hoe groen het eiland is. Onder me zie ik de weer vertrekkende locomotief zijn stoom door het dichte bladerdek spugen.
Zo nietszeggend als ik Prora vond, zo verrassend ziet het eruit van boven. De lichtblauwe zee, het lichtgebogen lichtgele strand, een groene strook bomen en dan het kilometerslange hotel. Van veraf ongeschonden en in dezelfde kleur als het strand. Behalve dát volgt het gebouw een gelijke kromming als de kust.

Het is maar een kippeneindje fietsen terug, naar Lauterbach. Ik heb het met de fietsverhuurder nog even over zijn eiland. Hij zegt dat we allen blij moeten zijn dat die inhalige kapitalisten uit het Westen het hier niet voor ‘t zeggen hebben gehad na de oorlog. Zij hadden Rügen ongetwijfeld verpest en verpatst aan de hoogste bieder.
Aan ‘t eind van de dag bestel ik een biertje op het terras van de haven. De serveerster van dienst is jong en geboren in een verenigd Duitsland. Het communistisch juk drukt echter nog stevig op haar schouders; chagrijnig en lomp bedient ze haar gasten. Die krijgt geen fooi van me, dat zal ‘r leren!

Thomas van der Steen