donderdag 29 augustus 2013

Lisboa e Transtejo ( 1 )

               



                              Lisboa e Transtejo ( 1 )



We zijn en famille met vakantie naar Lissabon. Althans, iets ten zuiden daarvan, aan de overkant van de Taag. Om over de Tejo ( Taag in het Portugees ) te geraken rijden we over de Ponte 25 de Abril, een prachtige naam. Op 25 april 1974 brak de Anjerrevolutie uit en kreeg de brug haar naam.
We fietsen niet over de brug, dat kan en mag niet. Sowieso houd ik rekening met het feit dat er deze vakantie van fietsen niets zal komen. Maar de volgende dag gaan we naar het strand en wat blijkt? Er staan zo'n 25 zilveren huurfietsjes in slagorde. Nadat ik 10 dagen de andere kant op heb gekeken kan ik me niet langer beheersen, ik ga fietsen! Het was het enige huurcontract dat de uitbater afsloot in 14 dagen.


De karretjes zijn bedoeld om peddelend over de boardwalk te flaneren. Maar een fiets is een fiets en ik maak zelf wel uit waar ik heenga. Hij is zilver geverfd – niet eens gespoten – maar dat is de enige luxe. Een door zeezout verweerde fiets met wipzadel, zonder versnellingen en met een terugtraprem. Maar 500 meter landinwaarts al mijn toegewijde Portugese vriend. Bovendien brengt hij me op plekken waar we met de auto nooit zullen komen. Al heel snel buiten de gemeentegrenzen van Costa de Caparica rijd ik langs een heuse sloppenwijk. Hier bivakkeren, letterlijk bivakkeren, de Afrikaanse strandverkopers, de Bengaalse bordenwassers en verder allen die op de onderste sport van de toeristenindustrie staan. Het achterland van vakantiebestemmingen is vaak troosteloos. Maar een onvervalste favela op een kilometer van het strand is wel het toppunt.
Tussen de dorpen liggen vuilnisbelten, failliete fabrieken, verlaten boerenbedrijven, vervallen loodsen en half afgebouwde huizen. Alle beelden in kranten en journaals die de crisis van Zuid-Europa moeten illustreren zijn hier tastbaar.


Fietsen in Portugal is levensgevaarlijk. Het verkeer kent haast geen fietsers en er wordt derhalve nauwelijks rekening met me gehouden. Uiterst behoedzaam en geconcentreerd beweeg ik me voort. Ik probeer zoveel mogelijk de kleinste en stilste wegen te nemen. Maar af en toe ontkom ik niet aan een drukke doorgaande weg.
Links van me zie ik de hypermoderne koepel van 't kolossale winkelcentrum waar wij onze boodschappen doen. Daar is juist alles zeer luxueus. Volop marmer, metershoge puien van spiegelend glas, zoevende liften; crisis.....what crisis? De hoogste verdieping is het horeca-walhalla. Van McDonald’s tot authentiek visrestaurant en alles ertussen, zo’n 25 zaken in getal. Je haalt eten naar jouw voorkeur en eet aan tafels in het midden. Het was er alle dagen dat we er waren afgeladen. De supermarkt is tot middernacht open en op een zondagavond ging ik om half elf nog een vergeten fles wijn halen. De drukte was onwerkelijk, 't krioelde als op een zaterdagmiddag.


Ik bereik heelhuids Almada en doorkruis de stad naar de haven waar de ferry naar de overkant klaarligt. Ik vraag of ik, behalve de 1,20 voor mezelf, extra voor de fiets moet betalen. Het is zo ongebruikelijk dat iemand zijn fiets meeneemt dat er geen tarief voor bestaat. Tussen de forensen, jeugd, marktkooplui en andere reizigers sta ik ontzettend de toerist uit te hangen......met mijn fiets. De boot steekt de Taag over naar Lissabon. Op de rivier zorgt een oceaanbries voor verkoeling maar verderop ligt de stad te dampen in de zon.
Aan gene zijde snelt iedereen zo snel mogelijk de wal op. Ze hebben haast om aan te haken bij de dynamiek van de metropool. Als laatste verlaat ik de pont, ik durf me niet te mengen in het gedrang. De gammele boot die waarschijnlijk al 60 of 70 jaar dienst doet, contrasteert danig met haar aanlegplaats. Want Terminal Fluvial do Cais do Sodré oogt futuristisch. Behalve kade voor de ferry's is het ook een trein- en pas opgeleverd metrostation. Vanzelfsprekend allemaal betaald door de EU en bij elkaar verdiend door hardwerkende en zuinige Noord-Europeanen.


Als ik het station verlaat blikkert de zon oogverblindend en onverbiddelijk op de witte stenen om me heen. Zo helder en schoon als het nu is, zo louche en obscuur was het hier afgelopen zaterdagnacht. Onze kinderen hadden het onzalige idee opgevat om te gaan stappen in de grote stad. Tja, daar ben je jong voor. Ik had ze op het hart gedrukt om de terugreis te regelen vóórdat ze vertrokken. ‘Komt goed, pa, taxi’s zijn hier spotgoedkoop’, sprak mijn zoon. Dus wie stond er ‘s nachts om half vier op deze zelfde plek, tussen de hoeren, drugsdealers, brakende, vozende en vechtende kids om de mijne op te halen? Tja, daar ben je nou eenmaal vader voor.


Nu ga ik eerst em português lunchen, later meer.


Thomas van der Steen




woensdag 14 augustus 2013

Friso




In Lage Vuursche bevindt zich natuurlijk ook Kasteel Drakensteyn. Hier was, naar eigen zeggen, onze Beatrix zo gelukkig met Claus en de kinderen. In voorbereiding op het zwaarste ambt genoot zij hier van een relatief onbezorgd en normaal gezinsleven. Het gebouw ken ik alleen van foto’s. Het is privébezit van mevr. B. van Lippe-Biesterfeld, met de nadruk op privé. Het zicht op haar have en goed wordt afgeschermd door bomen, hoge hekken en bewapende soldaten van de Koninklijke Marechaussee. In een wijde boog fiets ik een rondje om de hekken. Van de foto’s weet ik dat het acht-hoekige gebouw op een gecreëerd eilandje ligt. Maar nergens krijg ik een kans op een glimp van de burcht. Na haar troonsafstand kan Beatrix onbespied mijmeren over haar bewogen verleden.

Zal ze dan op zondagen naar de nabije kerk gaan? De Stulpkerk ligt op 2 minuten lopen van haar voordeur en is Nederlands Hervormd. Het is een klein dorpskerkje met dito begraafplaats. Er liggen twee mannen voor eeuwig te rusten met de voornaam Stoffel. Ik dacht altijd dat de naam van de schildpad uit De Fabeltjeskrant verzonnen was. Afgeleid van het fantasie-werkwoord stoffelen: zich zeer moeizaam voortbewegen. Maar het blijkt gewoon een vergeten Nederlandse voornaam te zijn.

Thomas van der Steen