donderdag 24 maart 2016

Euskadi ( 2 )


                 
 
 Euskadi ( 2 )
Een wolk krijsende meeuwen maakt een einde aan mijn siësta. De vogels escorteren een vissersboot die plok-plokkend de haven binnenvaart. Na twee keer knipperen ben ik gewend aan het felle zonlicht. Pyreneeënreuzen maken de grens tussen Frankrijk en Spanje zichtbaar.

Eerst fiets ik naar het treinstation van Hendaye. Door mijn tomeloze interesse voor alles wat naar oorlog riekt weet ik dat Hitler en Franco hier in 1940 elkaar troffen. Hitler wilde van Franco horen of die iets terug wilde doen voor Duitslands hulp tijdens de Spaanse Burgeroorlog.
Ik ervaar een ‘historische sensatie’ als ik op een historische plek ben. Een kort moment word ik één met het verleden. Het begrip is gemunt door Johan Huizinga, vermaard historicus. Ik had het in de loopgraven aan de IJzer, op de heuvel in Waterloo waarvandaan Napoleon zijn Grand Armée zag verliezen, op de tegel waar Pim Fortuyn doodbloedde en op het strand van Deal in Kent waar Julius Caesar zijn sandaal op Britse grond zette.
Ik vraag de vrouw achter het loket of er ergens een steen ligt of een plaquette hangt. Aan alles merk ik dat ze geen idee heeft waar ik het over heb. Ze verwijst me naar een groepje mannen met fluorescerende hesjes. Ik stel dezelfde vraag maar ze schudden allen nee. Aan hun gezichten kan ik zien dat ze het maar vreemd vinden, die interesse voor de precieze plek waar twee massamoordenaars elkaar de hand schudden. Als ik wegloop voel ik hun blikken in mijn rug priemen. Ze denken natuurlijk dat ik een verwarde neonazi ben.

Meteen als ik onder de luifel van het station vandaan kom, fiets ik over een bruggetje en ben ik in Spanje. De grensplaats heet Irun en ziet eruit als een industriestad in Oost-Europa. Uitgewoonde woonkazernes, industrieterreinen, walmende schoorstenen en verlaten parkeerterreinen.
Veel is in Spanje goedkoper dan in Frankrijk. Het zijn de usual suspects: brandstof, drank en tabak. Supermercado’s van wand tot wand afgevuld met cognac in 5 liter flessen en meters sloffen sigaretten. Op de parkeerplaats ontwijk ik een Fransman met een karretje vol Pernod, zijn eerste goedkope sigaret bungelt al in zijn mondhoek. Bij het benzinestation vlinderen prostituees tussen de trucks. Chauffeurs vullen hun tanks tot de rand met goedkope diesel en overwegen een zonde.

Ik vlucht naar de kust maar de Jaizkibel, een heuvel van 500 meter hoog, ligt in de weg. Ik klim langzaam maar gestaag. Op de top staan de vlaggen strak. Ik laat mijn blik over de Atlantische kust glijden. Voornamelijk grillig maar soms worden de rotsen onderbroken door paradijselijke stranden. Rap maar beheerst daal ik, de banden suizen over heet asfalt. De natuur houdt pas op als ik Lezo bereik. Vanaf hier fiets ik verder langs de kust. In de verte zie ik San Sebastian al liggen.

Door buitenwijken bereik ik de Maria Cristina brug. Op de hoeken van de brug staan vier obelisken van 18 meter hoog. Bovenop staan steigerende paarden, het lijkt wel of ik de hoofdstad van een keizerrijk betreed. San Sebastian heeft maar 200.000 inwoners.
Als ik de rivier kruis word ik de oude stad ingezogen. De steegjes zijn smal, de sfeer bruisend. Ik laveer dieper en dieper de stad in. Op de vloer van een zaak zie ik honderden witte papiertjes liggen. Ik vermoed een gokparadijs waar verloren weddenschappen op de tegels gesmeten worden. Als ik binnenstap blijkt het een pintxos-bar te zijn, de Baskische variant van tapas. De witte papiertjes zijn servetten. Het is zes uur en bomvol. Onafgebroken reikt het personeel schoteltjes met pintxos aan uitgestoken handen. Een norse, ouwe knar zit prominent achter de kassa. Hij heeft de grootste onderbeet die ik ooit zag waar hij doorlopend wijn in giet. De wijn, Txakoli, wit en mousserend, wordt uit lage waterglazen gedronken. De baas ziet mijn onwennigheid en wenkt me. Hij schenkt me een glas en proost. Zijn zoon heeft een jaar in Liverpool gestudeerd en wordt aangesteld als mijn loods voor de avond. Zonder te vragen krijg ik prikkers met tonijn, zalm, paprika, aardappel, knoflook maar ook stokbrood met omelet, kaas, ham, meloen en gamba’s. De gepocheerde zee-egel durf ik te weigeren, de wijn niet.

Buiten is het donker. Ik fiets over de boulevard en overal twinkelen lichtjes, op het water en aan de wal. Ik maak me zorgen over de terugreis. In Nederland is het normaal je fiets mee te nemen in de trein, maar hier? Als ik het perron bereik verdwijnt mijn zorg. Daar staat een boer met in elke hand een koord met daaraan een geit, hij moet ook naar Biarritz.

Thomas van der Steen

donderdag 10 maart 2016

Euskadi (1)

        
    
                     Euskadi (1)

Toen ik op het onchristelijke tijdstip van 5.30 naar mijn werk fietste, floot een vermetel vogeltje bibberend zijn lentelied. Hij had gelijk, het was 1 maart en meteorologisch gezien lente. Maar op mijn enige vrije dag deze week hoor ik, al voordat ik de gordijnen opentrek, het doffe geluid van natte sneeuw tegen het raam kwakken. Een seconde later zie ik natte ijskristallen een onregelmatig spoor trekken over het glas. Tot de horizon hangen loodgrijze wolken zwaar in de hemel. Ik sluit mijn ogen en mijmer over de Golf van Biskaje: de lucht kleurt nog blauwer dan de zee.

Op Boulevard des Plages in Biarritz stap ik op mijn huurfiets. Vandaag hoop ik langs de Baskische kust Donostia te bereiken. Voor degenen die het Baskisch niet machtig zijn, in het Spaans heet de stad San Sebastian. Het is nog vroeg en omdat de tocht ongeveer 50 kilometer bedraagt kan ik rustig aan doen.

Peddelend kijk ik over brede stranden naar een wilde zee. Op hoge golven balanceren poppetjes op surfboards. Als de branding uiteenspat glijden de surfers soepel het goudkleurige strand op. Hotel Miramar is wit, nieuw en ziet eruit als een cruiseschip dat het land is opgevaren. Iets verderop ligt Hotel du Palais: rood, statig en oud. Het ademt de grandeur van de badplaats uit de 19e eeuw. Op het terras nipt een man met een crèmekleurige Borsalino van zijn koffie. Op tafel staat ook een glas Calvados, een straf begin van de dag.
In dit hotel resideerden keizers, koningen en tsaren. Tsaar Alexander III liet een Russisch-orthodoxe kerk bouwen, de koepel met zijn vreemde kruis steekt boven de daken uit.
Waar het strand eindigt steekt een rots ver de zee in. Het is Rocher de la Vierge, de rots van de heilige maagd Maria. Via een loopplank, ik mag hier niet fietsen, bereik ik het beeld van de moeder met haar kindeke. Hiervandaan zie ik een kleine baai, ingeklemd tussen de rotsen. Daar ligt een stadsstrandje, de gele badhokjes uit het begin van de vorige eeuw verraden allure. Meeuwen vinden Maria trouwens ook een mooi uitkijkpunt en daardoor is er van haar maagdelijkheid weinig over.

Ik probeer zo dicht mogelijk bij de zee te blijven op mijn tocht naar het zuiden. Maar duinen en mul zand liggen in de weg, noodgedwongen fiets ik over de D810. Frankrijk mag voor velen het beloofde land zijn, de lelijkheid langs de D-wegen kent geen grenzen. Het is vaak een haag van bedrijventerreinen, benzinestations met treurige wasstraten, hamburgerketens, kleine industrie, mega-supermarkten en alle daarbij horende reclame-uitingen. Gelukkig liggen er ook chalets in de heuvels, de authentieke Baskische huizen zijn veelal wit met rode daken en luiken.

Ik passeer Bidart en Guéthary en nader Saint Jean de Luz. De straten krijgen Baskische namen, de k, z, x, q en u voeren de boventoon. Bixente Lizarazu, de legendarische en succesvolste voetballer ooit, is hier geboren. In 2001 was hij met Bayern München landskampioen, bekerhouder, Supercupwinnaar, won de Champions League én de wereldbeker. O ja, en met het Franse nationale team was hij toen regerend Europees én Wereldkampioen.
De zon is inmiddels op haar hoogste punt als ik over de kustweg eindelijk weer langs het strand fiets. Onafgebroken drupt zweet langs mijn neus en ik kan de rollende golven niet langer weerstaan. Tussen surfers waag ik me in de branding. De golven zijn huizenhoog en ik geef me willoos over aan het natuurgeweld.

Een halfuur verder ligt de grensplaats Hendaye en daar gebruik ik de lunch. Aan de kade in de haven op het terras voor La Cabane du Pêcheur eet ik een hemelse portie langoustines tot de laatste staart op. Ondanks het feit dat ik nog naar Spanje moet fietsen veroorloof ik mezelf een half flesje Muscadet. Na de koffie vlij ik me op een strandstoel en dommel weg.

Thomas van der Steen