donderdag 24 september 2015

           Stairway to Hell  

              

Erik Scherder was het afgelopen jaar niet van de buis te slaan. Overal verkondigt de ranke en bebaarde grijsaard zijn boodschap: gij zult bewegen! Niet alleen ziet hij eruit als evangelist, hij schroomt zelfs niet elke beschikbare talkshowtafel te beklimmen om zijn zendingswerk extra kracht bij te zetten. Hij openbaart dat mensen dementie kunnen bezweren door lekker te sporten. Zijn eerste gebod luidt dat we de trap te moeten nemen in plaats van de lift. Ik vind de mallotige professor een blije eikel en ik haat blije eikels.


De gids bleek een guide en ik was 7. Mijn vader had me een langwerpig en groen boek over tafel toegeschoven. ‘Kijk maar of je iets ziet waar je naartoe wil’, zei hij. Ik zou met mijn ouders een weekje naar de Ardennen gaan. Ik bladerde door de Franstalige guide vert Michelin en had de grotten van Han snel gevonden. Er stonden geen foto’s in maar tekeningen. Van rivieren, meren, kloosters en dorpjes met kerktorens. Opeens viel mijn oog op een schets van een ellenlange trap in Liège. Hij leek oneindig en regelrecht tot in de hemel te reiken. Daar wilde ik wel een kijkje nemen maar mijn vader zei nors: ‘Luik is een vieze stinkstad en daar gaan we niet heen.’ Ik zei nog dat het in Liège was maar dat bleek Luik te zijn in het Frans.
In de 50 jaar erna ben ik vele malen naar of langs Luik gereden maar een bezoek aan Montagne de Bueren, zoals de trap officieel heet, kwam er niet van. Of ik moest ‘s avonds in Perpignan dineren of lunchen in Trier. Tijdens de Tourstart in 2004 was het te druk en eerder strandde een poging omdat Tomtom nog niet bestond. Maar dit jaar was er alle tijd en gelegenheid.

‘Maar pap, dat zijn de trappen van Luik uit Flikken Maastricht’, zegt mijn dochter als ik een foto laat zien. Ze is fan van de serie en een aflevering speelde blijkbaar bij de zuiderburen. Ze wil nu ook samen met me traplopen. Omdat ik altijd het slimste jongetje van de klas wil zijn bedacht ik een plan. Mijn vrouw zou ons boven afzetten, wij zouden al genietend van het uitzicht de trap af lopen, en zij ons weer beneden met de auto oppikken.
Bovenaan de 374 treden kijken we omlaag. De Maas fonkelt zich een weg door de zinderende stad. We dalen af en een eerste groep toeristen puft en hijgt ons tegemoet. Het zweet gutst over hun rood aangelopen gezichten. O, dat heb ik toch weer slim bekeken - moeiteloos glimlachen we ons naar beneden. Halverwege horen we opeens een sirene, later ontstijgt een kakofonie van noodsignalen de stad. Uit Nederland waaiende onweerswolken verduisteren de zon en beneden gekomen voel ik de eerste spetters al. Ik bel mijn vrouw om te zeggen dat ze ons nu kan halen in rue Hors-Chateau. De gevels geven geen enkele beschutting tegen de zomerse stortbui. De haren van mijn dochter hangen als een nat gordijn rond haar gezicht. Gelaten wachten we op onze auto maar alleen regen en sirenes vullen de straat.

'Alles staat muurvast, ik blijf boven.' We beseffen dat we naar boven moeten lopen, druipend en al. Met grote tegenzin zetten we onze eerste stap bergop. Na 17 treden is er steeds een plateautje; ik reken uit dat we er bij de 22e pas zullen zijn. Het hellingspercentage is met 30% beslist pittig.
Het hozen gaat over in miezer en uiteindelijk is het droog. Zonnestralen zoeken hun weg door gaten in het wolkendek. Onmiddellijk verdampt het water op de stenen trap. Traag maar onverzettelijk lopen we verder omhoog. De warmte stijgt langzaam met ons op. Ingesloten door de huizen wordt de stoom almaar dikker. Ademen gaat moeilijker en onze inspanning bovenmenselijk. Als we er bijna zijn kijk ik nog eens naar boven. De rook heeft Bijbelse proporties aangenomen. Uitgeput bereiken we de laatste trede.
Wat professor dokter Erik Scherder ook beweert: traplopen is de hel!

Thomas van der Steen









donderdag 10 september 2015

Amsterdamning ( 2 )

     




                                                1219BZ Damning2


      Amsterdamning ( 2 )


De bron van al die verblindende stralen ( waar ik vorige keer mee afsloot ) blijkt een grote aluminium ster te zijn. Het is het eerste kunstwerk van ArtZuid, de tweejaarlijkse beeldententoonstelling. Ik volg de sculptuurroute die me over de Minervalaan naar de Apollolaan voert. Het eerste stuk van die Minervalaan toont als een notabelenwijk in Nice, in ieder geval vandaag. Witte villa’s met gewassen kiezels op de met Audi’s, Porsches en Range Rovers bestrooide opritten. Het bladerdak van talrijke bomen filtert het zonlicht. Zelfs de belichting is mediterraan.

Nadat ik het kanaal ben overgestoken verbreedt de laan zich. Aan beide zijden verrijzen gebouwen met 4 woonlagen. In het midden van de straat ligt een riant plantsoen. De hier tentoongestelde beelden zijn dunne metalen staketsels of juist plompe, langwerpige blokken beton. Ze bekoren mij niet. Pas als ik aan de voet van het Hilton kom zie ik weer iets moois. Jaume Plensa heeft een enorm 3-D vrouwenhoofd gemaakt maar blijkt plat als ik erlangs fiets. Ook de grote Mickey Mouse-achtige creaties van KAWS maken indruk.
Ik dwaal verder over de brede laan en fiets het Olympiaplein op, nog nooit geweest. Ik stap af en draai 360 graden. De weelde en weidsheid is overrompelend. Op de brug naar het Amsterdams Lyceum staan ook beelden, veel ouder dan die van ArtZuid. Ze zijn van Hildo Krop en het enige wat me bijblijft is de dodelijke ernst die het gebeeldhouwde gezin uitstraalt. Zijn eigen gezin zou model hebben gestaan, mijn hemel, joligheid was troef bij de Kropjes.

Op mijn gemak peddel ik door de Pijp. Hier woonde ooit een studiegenoot, letterlijk 3 hoog achter. Ik bleef slapen want we zouden stappen. Ik verheugde me op een wilde nacht in hippe tenten waarbij ik, om margarita’s te bestellen, mij tussen Nina Hagen en Debby Harry zou moeten wurmen. Niets van dat alles, we gingen naar Bar Joost en Carla. Een biljart, ruziënde klaverjassers en de eeuwige, eenzame alcoholist op de hoek van de bar. Om alle treurnis nog wat te verdiepen klonk er uit de boxen een nieuwe volkszanger die kweelde over zijn eenzaamheid tijdens Kerst. Dertig jaar later zong Lange Frans over hem in ‘het Land van’ de volgende frase:

Ik kom uit het land waar André Hazes
over 100 jaar in elk café nog steeds de baas is

Nadat de laatste hiel van zijn jongste is gelicht vat een vriend het plan op om weer terug te verhuizen naar Amsterdam. Hij mist reuring en de nabijheid van podia en arena’s. Gelul natuurlijk, als ik vanuit Hilversum met de Intercity naar de Arctic Monkeys, Ajax of een uitvoering van Albinoni vertrek ben ik eerder bij de entree dan menig Mokumer.
Hij heeft zijn oog laten vallen op een huis in de Watergraafsmeer. Een keer rechts- en een keer linksaf van de Middenweg en ik ben op de Linnaeushof. Als ik door mijn wimpers kijk waan ik me in Brabant. De St. Lidwinaschool staat tegenover de Hofkerk, overgebleven katholieke bolwerken. Op het grasveld voor de kerk zegent een versteende Jezus mijn verdere reis.
Een paar straten verder ligt het beoogde huis. Tussen de vele bakfietsen staan picknicktafels. Vanavond zal hier vermoedelijk met Chardonnay geproost worden, 100 jaar geleden was dat nog jonge klare.

Langs Artis en over de grachten fiets ik naar de Dam.
Het is nog maar een klein stukje naar Centraal. Een zee van toeristen deint over het Damrak. Na een dagje door onze hoofdstad fietsen snap ik ze wel.

Big city,
Big city
Big, big city
You’re so pretty

Thomas van der Steen