donderdag 18 december 2014

'Zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan'









               ‘Zie ik breede rivieren
     Traag door oneindig laagland gaan’

In het centrum van Wageningen is het helder. Vlakbij Hotel de Wereld stap ik op de fiets. Ik dwaal kort over de uitgestorven winkelpromenade. Na twee keer rechtsaf slaan fiets ik over de Hesselink van Suchtelenweg. Zo notabel als de naam klinkt, zo is het ook. Rechts villa’s, links bomen en struiken. Een eekhoorn waagt de oversteek, van de tuin van de notaris terug naar de natuur. Zijn vuurrode staart waaiert uitbundig. Een egel volgt hem in sukkeldraf.

Na het verlaten van de bebouwde kom daalt de weg naar het stromenland. Mistflarden bezetten rivier en uiterwaarden. Het decor is prachtig maar ik zie het als door melkglas. Het veer steekt de Nederrijn over. Dat de Rijn in Nederland minstens vijf keer van naam verandert ergert me.
De damp rond de rivier laat ik achter, voor me gloort de Betuwe. Maar zonder bloesem oogt het kaal. In de verte ligt ook nog het karkas van de voormalige kerncentrale in Dodewaard. Ik hou het voor gezien in ‘t land van Rijn en Waal en keer om. Op het terras van ‘t Veerhuis in Opheusden geniet ik van hun gulle 12-uurtje. De mist is opgelost en de zon krijgt alle ruimte. Het veer gaat onophoudelijk heen en weer, heen en weer. De negende keer laat ik me naar de overkant brengen.
Hoewel de herfst al over de helft is tikt de thermometer de 20 graden aan. In een T-shirt bestijg ik de Grebbeberg. De helling is kort maar steil. Buiten adem kijk ik op de top over mijn schouder. Op het verkeersbord, dat waarschuwt voor de afdaling, staat een teleurstellende 7%.  
Hier ligt militair ereveld Grebbeberg. Onmiddellijk na onze capitulatie in mei 1940 werden de 424 Nederlandse gesneuvelden hier begraven. Ze liggen er mooi bij. De Britse oorlogsbegraafplaatsen zijn de norm, deze plek doet daar niet voor onder.

Aan de voet van de Grebbeberg ligt Rhenen. Ik zoef de ingang van Ouwehands Dierenpark voorbij. Daar zag ik vorige winter Siberische tijgers, in de sneeuw en echt zwart en wit. Aan de voet van de berg draai ik linksaf om stroomopwaarts langs de Rijn te fietsen. In Rhenen heet de kerk Cunera, de school, het steakhouse en ook de laan langs de rivier. Ze blijkt de beschermheilige van Rhenen.
Het uitzicht op natuurreservaat De Blauwe Kamer is adembenemend. Het lijkt of door de schitterende rivier geen water stroomt maar ontelbare scheerspiegeltjes.

Terug in Wageningen doe ik Museum De Casteelse Poort aan. Hier staat de tafel waaraan, en de pen waarmee, de capitulatie van de Duitsers op 5 mei 1945 is getekend. Bij de ingang meld ik dat ik alleen voor die objecten kom. “Dat treft meneer, ik weet daar alles van”, zegt een vrijwilliger van het museum terwijl hij uit zijn stoel schiet . Als we bij de vredestafel staan daalt zijn stem, hij strekt zich naar mijn oor en spreekt samenzweerderig: “Prins Bernhard werd gedoogd door de Canadees Foulkes en zeker door de Duitser Blaskowitz. Bernhard zat dan ook niet aan tafel maar meer opzij en vooral op de achtergrond.” Aan de muur hangt een schilderij waarop de Prins juist aan het hoofd van diezelfde tafel staat te stralen. “Artist’s impression, je reinste kul”, bezweert mijn duider.

Nadat ik door de alwetende - en oeverloze - ben bijgepraat moet ik nog iets drinken in de zaal van het hotel waar de nazi-capitulatie getekend werd. Op het 5 Mei Plein voor Hotel de Wereld staat het Vrijheidsvuur. Een uitschuifbare koperen zuil met eeuwig brandend vuur in top. Het kreeg al snel een bijnaam van de Wageningse studenten: De Lul van Bernhard.

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,

Zo begint Herinnering aan Holland van Hendrik Marsman.

Thomas van der Steen

woensdag 12 november 2014

And at the end the Germans win








At the end the Germans winThomas van der Steen

1203BZ Rij1Over Lille’s laatste kasseien dokkeren we naar de finish. De kinderkopjes glimmen van de regen. Ondanks dat mijn polsen als schokbrekers fungeren, dansen mijn wangen over mijn kaken. Over mijn schouder kijk ik naar mijn achtervolger. Ook zíjn wangen trillen, een koddig gezicht. Met nog een kilometer te gaan doemt voor ons stadion Pierre Mauroy op. Net als zoveel moderne stadions lijkt het op een achteloos gelande ufo. Naast dat geheel uit aluminium opgetrokken gevaarte ligt de meet. Robert, mijn reisgenoot en zo mogelijk een nog groter wielrenfanaat dan ik, zet aan en samen bereiken we ons doel. Hier is de streep getrokken van de etappe van vandaag: Le Touquet-Paris Plage> Lille Métropole. De verwachte aankomst is over 3 uur en het stroomt van de regen.

Ons hotel ligt aan het plein van station Lille-Flandres, de vergelijking met het Gare du Nord in Parijs dringt zich op. Bij het station verzamelt zich het schorriemorrie van de stad. Alcoholisten, bedelaars, heroïnejunks – hier bestaan ze nog – , gekken, hoeren, dwazen, tandeloze vrouwtjes, balletje-balletje-mannen, niets blijft ons bespaard. Een slimmerik verkoopt jonge konijntjes, hun smetteloze vacht contrasteert met het perverse decor.
Vanaf hier willen we met de zogenaamde V’lille – huurfietsen die overal in Lille staan – naar de plek fietsen waar de etappe vanmiddag eindigt. De aanvankelijke belofte van betalen en meteen fietsen wordt niet waargemaakt. We snappen niet hoe het werkt maar Solange, onze receptioniste, blijkt een reddende engel. ‘Allez, allez, en route’, spoort ze ons aan.

Achter de perstribunes is een grand café met overal tv-schermen. We nestelen ons op een loungebank en volgen de koers met Frans commentaar. We zitten droog en onze garçon is ijverig. We zien Chris Froome onnozel vallen en uit vele wonden bloeden. De titelverdediger wordt vanuit de auto door de arts van dienst provisorisch verbonden.
Het peloton nadert de stad en de sfeer1203BZ Rij2 binnen, maar vooral buiten wordt nerveuzer. Als de renners onder de boog van 1 kilometer snellen rennen we naar buiten. We stellen ons een paar honderd meter achter de meet op. Marcel Kittel – du hast die Haare schön – viert zijn derde overwinning alweer. Ik kom ogen tekort als de uitbollende coureurs langs me flitsen. Dan zie ik de geplaagde Froome aankomen. Het verband om zijn pols en dijbeen kleuren rood. Ik ren achter hem aan voor een foto maar word ruw overlopen. Verslaggevers, camera- en geluidsmannen storten zich als aasgieren op de gehavende Brit. De hele strook achter de finishlijn is trouwens vergeven van de pers, bedelend om een quote.

‘s Avonds maken we voor het eten een korte wandeling door Lille. Het is opgeklaard en een zonnegloed glijdt over de stad. De mijnstad blijkt als een diamant herrezen uit de kolendampen. Zelfs het gespuis van ons plein is terug in hun holen gekropen en Tourvolgers bevolken de terrassen. We moeten nog opschieten in de brasserie want om 10 uur begint de halve finale van het WK voetbal. Duitsland moet tegen het gastland Brazilië en het belooft een echte kraker te worden. We schuiven aan op een terras waar de meesten hun voorkeur voor de Zuid-Amerikanen  niet verbergen. Na een half uur spelen staat het 5-0 voor Duitsland en zijn alle toeschouwers verbijsterd. Uiteindelijk zaalvoetballen de Duitsers de wedstrijd uit en vernederen Brazilië met een ongehoorde 7-1.
Gary Lineker, 80-voudig Engels international zei ooit het volgende over voetbal: Football is a simple game. 22 men chase a ball for 90 minutes and at the end the Germans always win.

Solange wenst ons bonne nuit, messieurs!

--------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer

woensdag 29 oktober 2014

Starstruck in Monaco

                                                   







                                                                           


                                                       






                                                     1201BS Diamonds






                    Starstruck in Monaco

Oké, ik geef het ronduit toe, ik ben een stargazer. Er bestaat geen juiste vertaling voor maar het komt erop neer dat ik, net als ‘Mien uit Assen’, opkijk naar beroemdheden. Psychologen moeten zich maar buigen over die afwijking - ik hou het op de hoop dat de glans van de sterren ook op mij afstraalt of sterrenstof op me neerdwarrelt. Ik vraag geen handtekeningen, maak geen selfies maar stel een vraag, complimenteer of knipoog. Door mijn leven en werk in Hilversum heb ik niet te klagen. Een niet aflatende stroom van celebrities trok aan mijn oog en balie voorbij.
Elizabeth Taylor, ijskoninginnen Sjoukje Dijkstra en Yvonne van Gennip maar ook Kelly van Big Brother. Pim Fortuyn, Surinaams president Chin a Sen, Kyteman en wereldkampioen darts Ted Hankey. De laatste kocht, behalve benzine en tabak, voor een godsvermogen aan chips, cola en chocola. Opgeteld was het iets van 150 euro. Ik veroorloofde me het grapje om one hundred and eighty! te schreeuwen. Verveeld trok hij zijn creditcard - die grap had hij vast al honderdtachtig keer gehoord.
Als ik thuiskom en mijn vrouw Belinda enthousiast vertel dat zowel Pauw als Witteman een saucijzenbroodje bij me kocht,  reageert ze schouderophalend. Zij vindt het allemaal maar kouwe drukte. Tot Ruben Block van Triggerfinger haar pad kruist, dan piept ze wel anders.

In 1998 waren we in Monaco. We wandelden naar de haven waar de superrijken hun jachten ankeren. Ik voorop, de buggy met Zoë moeizaam voortduwend. Erachter loopt Belinda, hand in hand met onze zoon Timothy. In juli, midden op de dag en dus bloedheet. De tegelzetters hadden de stoeptegels in een mooi patroon gelegd. Daarbij niet gedacht aan een vermoeide, oververhitte en duwende vader. Geconcentreerd zocht ik de gunstigste route voor de zwenkwieltjes. Door het zweet in mijn wimpers zag ik twee gestaltes op mijn pad, man en vrouw. De man boog overdreven, deed twee stappen achteruit, en gebaarde gul naar de vrije doorgang. De vrouw schreed achterwaarts en giechelde. Ik knikte als dank en liep snel door.
“Je herkende haar niet, hè?”, vroeg Belinda op pesterige toon. Met een ruk draaide ik me om en zag nog net het onberispelijk geklede stel in een geblindeerde Mercedes stappen. Het enige wat ik van Stéphanie Grimaldi, prinses van Monaco, had gezien was haar glimlach. Althans, de duizendvoudige reflectie ervan in de diamanten van haar collier.

Thomas van der Steen

donderdag 16 oktober 2014

Race tegen de klok in Breda

           




 Race tegen de klok rond Breda

 

Du moment dat ik Lille verliet op 8 juli wist ik het zeker. Zo gauw er zich weer een kans voordeed om een professionele wielerwedstrijd te bezoeken zou ik die aangrijpen. Ik had net de Touretappe van Le Touquet-Paris Plage naar Lille Métropole bijgewoond. Vlak achter de finish flitsten de renners langs me. Geen televisiepoppetjes maar mensen van vlees en bloed, heel veel bloed.
Op 13 augustus kwam die kans: de Eneco Tour deed Breda aan voor een tijdrit.


In Oosterhout fiets ik langs het Wilhelminakanaal. Op beide oevers fantasieloos gevormde showrooms, loodsen en kantoren. Ik hoopte op knus en gemoedelijk platteland op mijn fietstocht naar Breda maar hier wordt gewerkt.
Via een kaarsrechte weg langs de Vrachelse Heide en het dorp Teteringen bereik ik Breda. Nooit geweest. Op weg naar het zuiden moest je vroeger dwars door de stad maar nimmer uitgestapt. Toch herken ik het eerste gebouw dat ik zie. Onmiskenbaar de koepelgevangenis. Hier zaten de Vier - later Drie - van Breda, onderwerp van eindeloze discussies. Als je zo’n oude, broze oorlogsmisdadiger op televisie ziet, neig je naar clementie. Toen ik in Kamp Amersfoort de knuppel van Kotälla zag, bevroor mijn bloed. Monsters moet je in een kooi gooien en de sleutel smelten in een hels vuur. Kotälla is de enige van de Vier die in zijn kooi stierf.

Als ik de Claudius Prinsenlaan nader wordt het almaar drukker. De naar de oude burgervader ( en die van Joost ) vernoemde laan is de plek waar de renners starten en finishen. Op het plein ernaast staan alle teambussen. Het roze van Lampre steekt fel af tegen het diepzwarte van Team Sky. Hun Jaguars staan in slagorde. Alle kentekens beginnen met een nummer gevolgd door de letters SKY, het lijkt de Thunderbirds wel.
In de schaduw peddelen de renners hun spieren warm op rollers. Omdat het de Eneco Tour is - en niet dé Tour - kan ik Tom Dumoulin feliciteren met zijn Nederlands kampioenschap tijdrijden. Hij knikt en een vloed zweetdruppels valt tussen ons op de grond. Cancellara is favoriet voor vandaag maar Tom zeker niet kansloos.

Omdat eerst de mindere goden het 9,6 kilometer lange parcours mogen afraffelen stap ik op de fiets voor een rondje binnenstad. In het stadspark zie ik groepjes studenten bezig met een opdracht tijdens hun introductieweek. In het park ligt het Begijnhof, altijd mooi, verzorgd en monumentaal. Voor een bezoek aan de Grote Kerk heb ik geen tijd. Op de Markt zijn alle terrassen overvol, het is en blijft Brabant.
De omroeper van de koers kondigt Cancellara’s vertrek aan. De Beer van Bern ranselt zijn pedalen, hij wil winnen vandaag. Hij verbetert de tijd van Geraint Thomas met 8 seconden. Dan verschijnt de 10 jaar jongere Dumoulin aan de start. Hij rijdt een thuiswedstrijd. Voortgestuwd door golven van aanmoedigingen jakkert hij door de straten. Bij de laatste bocht en finish kijkt het publiek gespannen naar het grote scherm. Gebiologeerd kijk ik naar de lopende tijd, der Fabian deed er 10’57” over. Tom smijt zich 2 seconden sneller over de meet dan de Zwitser. Het Nederlandse talent verslaat de gevestigde orde, het publiek juicht extatisch.
Voor alle huldigingen verlaat ik Breda en fiets terug naar mijn auto. Voor ik Oosterhout bereik doemt er een grote moskee op tussen de bomen. Haar minaret contrasteert met de oer-Hollandse lucht. Ik rijd naar het gesloten hek om van dichtbij een foto te nemen. Als ik afstap zwaait het hek open. Uit de moskee komt een jonge Marokkaan, met baard en djellaba, me tegemoet. ‘Eh, ik wil alleen een foto maken’, stamel ik. ‘Oh, ik dacht dat u kwam bidden.’

Thomas van der Steen




donderdag 25 september 2014

Onderweg naar Le Marche









                         Onderweg 





Vanuit regenachtig Hilversum vertrekken we naar de Elzas. Tot 25 km voor Colmar blijft 't regenen. We duiken een tunnel in van 6 km lang en als we die verlaten schijnt de zon. We checken in bij Le Roi Soleil. Een op het eerste gezicht lelijke kubus op een industrieterrein maar binnen......louter luxe en een unieke fresco boven ons bed. 
Ik ben nog nooit in Colmar geweest en verlang ernaar vanaf dat mijn vader en moeder er enthousiast over vertelden. Het standbeeld van Jean Rapp - generaal van Napoleon die 't tot Moskou heeft gebracht en voortleeft in ons Jan Rap en zijn maat -, ontelbare vakwerkhuisjes en zuurkool. Vooral op dat laatste heb ik mijn zinnen gezet. 

Na de stadswandeling zetten we ons op een van de vele terrassen in het middeleeuwse centrum. Op de menukaarten onderweg had ik gezien dat alle horeca een 'choucroute garnie' serveert. Prijzen variëren van 15 tot 17 euro. Belinda neemt een aardappelschotel uit de oven met spekjes en gegratineerd met kaas uit Munster. Daarbij een sprankelende Riesling. En ik dus een berg zuurkool met twee enorme gekookte aardappels. En vijf soorten vlees, varkensvlees. Twee verschillende worsten, varkensnek, -knie en een speklap. Ernaast een pul bier van de plaatselijke brouwerij. Alles schoon op, dat spreekt voor zich. Belinda neemt nog een toetje: mousse aux deux chocolats, witte en donkere. 
Tja, reizen maakt hongerig.

                                         


Donderdagochtend meteen oostwaarts, richting Zwitserland. Dat die Elzas nu na miljoenen dode soldaten bij Frankrijk hoort is een gotspe. Alles is Duits: het eten, drinken maar vooral de plaatsnamen. Zo rijden wij via Guebwiller, Helfrantzkirch en Blotzheim naar Basel. Om volop - we hebben alle tijd - van Zwitserland te genieten rijden we over een provinciale weg naar Schaffhausen. Onderweg lunchen we op een alpenweide met uitzicht op eeuwige sneeuw op de naar de hemel reikende bergtoppen. De associatie met Heidi dringt zich op. Niet zo gek, Belinda heeft haar blonde manen in een vlecht.

Mensen met een gedegen lagere school-opleiding weten wat er te beleven valt in Schaffhausen. Der Rheinfall, de grootste waterval van Europa. Met honderden anderen lopen we van één van de vier parkeerplaatsen naar het fenomeen. Stappen met 52 durfallen in een lange boot die koers zet naar het witte water. We zitten vooraan en als ik denk; 'ok, dit is wel dicht genoeg', vaart de jonge werkstudent nog 20 meter verder. Het water raast, kolkt en dondert met ongekend geweld langs en over de rotsen. Een nevel van waterdruppels waait over ons heen en hoog in de lucht ontelbare regenbogen. 


                                            


Omdat ik ook nog nooit bij de Bodensee ( meer van Konstanz ) ben geweest gaan we aan de oevers daarvan slapen. De grillige grens tussen Zwitserland en Duitsland overschrijden we voor de 5e keer vandaag. Gasthaus Seeschau vond ik in de krochten van het internet en ik moest ouderwets bellen om te reserveren. Het pension wordt uitgebaat door Frau Baumann, met au. Alles ademt de sfeer van de 50-er jaren. Dat is vaak in Duitsland maar hier in extremis. We hebben de eenvoudigste kamer met 1 (!!!) stopcontact. Wifi? Ik denk dat als je Frau Baumann ernaar vraagt ze denkt dat er een nieuw chipssmaak is. Aan 't eind van de middag naar Konstanz. Op de kade van de haven krioelt 't van de horeca. We drinken een machtig, plaatselijk witbier en eten er een droge worst bij. Op een immens terras tussen de hipsters, skaters, pensionado's en jonge gezinnen. 

Het diner in het hotel wordt geserveerd tussen 6 en 7. Belinda heeft baars uit het meer met amandel en ik kalfslever. Als toetje kan Belinda de huisbereide pruimentaart niet versmaden. We wandelen na de maaltijd het dorp rond en de steiger op. De busboot van het meer legt voor 't laatst vandaag aan. Het is hier een gehucht maar vijf personen stappen en uit, en vier in. 
's Ochtends krijgen we ontbijt opgediend, aan buffet doen ze hier nog niet. Na het betalen krijgen we een hand van de bazin.

 We vertrekken in de regen en koersen zuidwaarts. De volgende stop is gepland aan het Comomeer. We zijn er ooit langsgereden en toen beloofd er een keer te overnachten. Onderweg naar de San Bernardinotunnel doen we Vaduz aan, hoofdstad van Liechtenstein. Ook nooit geweest, Europa is groot. Het stelt niks voor, het is een letterlijke kruising tussen Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Vaduz heeft één straat en daaraan ligt een bank, winkelcentrum en het parlementsgebouw. Het laatste is zo groot dat ik denk dat iedere inwoner een zetel heeft. O ja, en er is een bakker, daar scoren we de lunch. 
Naarmate we de tunnel naderen bespreken we 't alternatief. We kunnen ook over de pas naar Italië. Het is nog vroeg dus het wordt het bochtige alternatief. Het is gelijk raak, stijgingspercentage 13 vanaf de start. De haarspeldbochten zijn zo haaks en smal dat je af en toe moet wachten op een tegenligger. Maar hoe hoger hoe mooier. Boven op de col een werelds uitzicht. Om onze oren de straffe, schrale wind die altijd waait boven de 2000 meter.  


                                       



Beneden in Italië valt meteen de nonchalance op. In rij-, bouw- en leefstijl. We toeren langs de oostoever van het Comomeer en het oogt prachtig. Zo vreemd is het niet dat de 'rich and famous' hier hun vakantie vieren. Bayern München-coach Guardiola, tycoon Branson en filmster Clooney hebben hier een huis. 
We hebben niks gereserveerd maar in Dervio kunnen we terecht in een appartement op een klein vakantiepark. Met een zwembad, altijd goed. Voor 't eerst deze vakantie strekken we onze spieren in het water. Biertje erbij en vriendschap gesloten met barman annex badmeester. 
Beneden in het dorp eten we bruschetta en spaghetti carbonara. De golven van het meer klotsen tegen de steiger, de zon gaat onder achter de bergen aan de overkant. Mist rolt over de bergkam en glijdt langzaam naar het water. 
Zaterdagochtend ontbijten we op het terras bij het zwembad. Onze vriend Guiseppe zet ons jus d' orange, brioche, marmelade, kaas en cappuccino voor. Nu trekt de mist juist weer op en de zwarte bergen worden allengs groen.   


                                                



Het laatste stuk naar Pesaro is nog 500 km. Langs het drukke Milaan, door de vlakke en saaie Po-vlakte snellen we naar het zuiden. Afslag Pesaro Urbino, bordjes Fano volgen en daarna naar Strada del Pignocco. We stuiten op een ijzeren hek. Automatisch maar langzaam zwaait de poort open. Een schelpenpad loopt door een kortgeknipt grasveld naar een Italiaans landhuis. Zo'n huis dat je in films ziet. Ceders omzomen het landgoed. In het midden van het huis verheft zich een torentje, ons torentje. De wat de Amerikanen 'petite' - maar 8 maanden zwangere - eigenaresse ontvangt ons hartelijk. Ze geeft ons de sleutel naar het paradijs. 

Beneden: woonkamer en keuken
Hoger: badkamer met hydromassage
Nog hoger: slaapkamer met kingsizebed
Allerhoogst: dakterras met uitzicht op Pesaro, de Adriatische zee en op het glooiend landschap van le Marche. Tussen de olijfbomen glinstert het blauwe water van ons zwembad....ook dat nog!

Ciao a tutti, Thomas en Belinda 



                                            
  

zondag 14 september 2014

Want dan word je lekker nat


              1119BZ Regen       



  Want dan word je lekker nat….


Zo wars als ik ben van zonnebrillen zo ben ik dat zeker van paraplu’s. De natuur heeft ons wimpers gegeven om zonlicht te filteren en als het regent dan word je lekker nat. Dat laatste, die strofe uit Shaffy’s smeekbede aan Sammy om toch vooral te genieten van alles wat het leven biedt, raakte me al als 10-jarige.
De strijd tegen hemelwater lijkt vooral door vrouwen te worden gevoerd. Laatst toonde een vrouwelijke collega mij een app op haar mobiel die grafisch in een tijdlijn - in minuten! - weergeeft wanneer het regent. Inmiddels weet ik wat de angst is: hun haar mag niet nat worden. Daarom zie je ook zelden vrouwen onbekommerd in zee of zwembad duiken.
Ik klim onbevreesd op mijn fiets voor een rondje Amersfoort. Ondanks waarschuwingen van het KNMI en een zwerk vol cumulonimbi.


Het zicht op de hemel is onbeperkt als ik door de polder ten oosten van Eemnes fiets. Op wat weidevogels na is het uitgestorven. Het is augustus en volop vakantie maar zo oogt het niet. In mijn eentje steek ik een brede sloot over met de zelfbedieningsveerpont. Nu ligt de weg naar Amersfoort open. Als ik de Eem stroomopwaarts volg kom ik er vanzelf. Bij Eembrugge kronkelt het riviertje nogal. Als een zwaarbeladen binnenvaartschip de meander nadert, klim ik op de dijk. Ik zie hoe de kapitein het scheepsroer behendig door haar - het is een vrouw - vingers laat glijden. Feilloos volgt de kolos de bocht in de rivier.


Het fietspad buigt van de Eem af. Door het lover zie ik een witgepleisterd kerkje. Het blijkt de Kapel van Coelhorst, door zijn eenvoud een juweel. Ervoor ligt een kerkhof. De adellijke namen Beelaerts van Blokland en Tuijll van Serooskerken vallen op.
Via de stadspoort fiets ik Amersfoort binnen. Over de Langegracht kom ik bij het Mondriaanhuis, het geboortehuis van de abstracte schilder. Binnen is een kleine tentoonstelling over zijn werk en zijn leven. Zijn atelier in Parijs is precies nagebouwd en valt op door soberheid. Een bed, een kraan, een schildersezel, een pijp in de asbak en een raam. In deze kamer ontwikkelde hij zijn wereldberoemde stijl: simpel, uniek en tot op heden modern. In de zaal ernaast staat een reproductie van zijn Victory Boogie Woogie. Het onvoltooide werk werd in 1997 door de Nederlandse Staat gekocht voor 82 miljoen gulden. De aankoop veroorzaakte een politieke rel - kunst wordt al snel te duur gevonden - maar toenmalig staatssecretaris Rick van der Ploeg verzachtte de pijn door het ‘de Nachtwacht van de 20e eeuw’ te noemen.


Tijdens mijn museumbezoek kletst de regen tegen de ramen. Ik heb niks anders bij me dan wat ik draag. Een T-shirt, spijkerbroek en gympies. Als ik buiten sta is de straat nat maar de lucht droog. Ik kan kiezen om met de trein terug naar huis te gaan. Ach, het zal wat, ik fiets wel.
Als ik de stad verlaat begint het te miezeren en geleidelijk aan te regenen, te plenzen, te hozen en op laatst rij ik door gordijnen van water. Ik draai snel het bos in. Daar is het aanzienlijk minder nat. Totdat het bladerdek verzadigd is en het sijpelen overgaat in storten. Natter dan kletsnat kun je niet worden dus ploeg ik voort. Als ik door Soest fiets stromen rivieren door de goten. Putdeksels dansen op het uit het riool gestuwde water. Onder de luifel van een benzinestation staat de pompbediende naar het geweld te kijken. “Hé mafkees, kom schuilen man dan krijg je een bakkie.” Als ik afstap en mijn schoenen de grond raken spuit het water er als een fontein uit.
Het wordt nooit meer droog vandaag en als de bui iets afneemt stap ik weer op. Dag Sammy, domme domme Sammy.


Thomas ‘Sammy’ van der Steen



woensdag 27 augustus 2014

Van een koud Willemstad naar seculier Vaticaanstad

  


1118BS Willemstad




    Van een koud Willemstad naar seculier Vaticaanstad



De titel belooft een wereldreis maar schijn bedriegt. Het is half augustus en ik fiets van het Brabantse Willemstad naar Oudenbosch. De temperatuur komt nauwelijks boven de 16 graden en ik rijd op een voor mij nieuwe fiets. Het is een erfstuk en heeft zich in positie en karakter gevormd naar de overledene. Op pad - gewapend met tangen, schroevendraaiers en inbussleutels - zal ik proberen de oude geest te verdrijven. Aan het eind van de tocht, in de basiliek van de Heiligen Agatha en Barbara, moge de Batavus Davos geheel de mijne worden.


In Numansdorp wil ik met het veer over het Hollands Diep naar de overkant. Daar ligt het vestingstadje Willemstad. Maar de boot is vol en de volgende gaat twee uur later. Verderop ligt de machtige Haringvlietbrug. Mijn eerste kilometers zijn zwaar. In niets doet de nieuwe fiets mij denken aan mijn ouwe getrouwe. Ik besluit niet steeds af te stappen voor elke aanpassing maar na een traject in één keer alles goed te zetten. En die Haringvlietbrug is wat je noemt een traject. Maar de Hollandse luchten links en rechts vergoeden veel. Grillige wolkenpartijen, van wit, via grijs naar diepzwart.


Ik rijd Willemstad binnen bij de haven. Vanwege het herfstweer zitten alle bootjesmensen op de overdekte terrassen aan de Benedenkade. Tijdens een rondje door het stadje kom ik langs alle historische gebouwen. Vooral het Mauritshuis maakt indruk. Het buitenverblijf en jachtslot van Maurits van Oranje toont met zijn pas geverfde rode luiken als bij oplevering in 1623. Ook de Koepelkerk werd betaald door voornoemde stadhouder en die bepaalde dan ook de achthoekige vorm.
Over de vestingwerken fiets ik het hele stadje rond en terug in de haven pak ik mijn gereedschap. Het stuur gaat lager, net als het zadel.


Het volgende traject leidt naar Fijnaart. De saaie polders rijgen zich aaneen. Links wordt de eentonige horizon bruut verstoord door het industriële complex Moerdijk. In Fijnaart zelf onderdruk ik de neiging om bij Frans Bauer en zijn Maris op de koffie te gaan. Naar zijn zeggen is die altijd bruin en de deur los.
Wel kantel ik met een inbus mijn stuur. De krampachtige houding van mijn polsen bezorgt me spierpijn. Over de Kadedijk dring ik dieper en dieper Brabant in.


Als ik de Dintel oversteek zie ik aan de rook die de schoorstenen van de suikerfabriek uitbraken dat ik wind mee heb. Het fietsen gaat me steeds makkelijker af. In de achtste - en hoogste - versnelling vlieg ik op Oudenbosch af. Van verre zie ik de koepel van de basiliek. Het is een kopie van de Sint-Pieter in Rome en haar aanblik ontlokt me een glimlach. In de hoop op een gezegende fiets parkeer ik ‘m tegen een zijbeuk. Binnengekomen word ik overweldigd door een overdosis pracht en praal. De kruisweg van Jezus, een kopie van de Pietà van Michelangelo, enorme pilaren en dan nog de beschilderde koepel. Hijgend bestijg ik de trap die naar de 50 meter hoge nok leidt. Van bovenaf heb ik goed zicht op de overdaad aan gouden tierelantijnen. Weer beneden brand ik - als altijd - een kaarsje, de begeleidende wens spreekt voor zich.


Als ik mijn fiets pak blijkt de Heilige Geest verzuimd te hebben mijn zadel perfect af te stellen. Ach, ik doe ‘t zelf wel weer.


Thomas van der Steen




donderdag 10 juli 2014

        



  Olivet, Orléans, Loiret et diner

Eén brok Duitse degelijkheid snijdt door het hart van Frankrijk. De 6-cilinders uit Beieren roffelen solide hun ritme. We zijn over het Viaduc de Millau gereden en liggen voor op schema. Het lijkt een verontrustend idee dat het wegdek 300 meter boven het aardoppervlak hangt maar je merkt er niets van. Als we aan de overkant van de vallei zijn kijk ik over mijn schouder. Het bouwwerk zweeft boven de mistige vallei. De pilaren en kabels zien er uit als een gestileerd flottielje zeilschepen, varend op de wolken.
Vroeg in de middag komen we aan bij het besproken hotel, nog uren te gaan voor het diner. In de tuin staan een paar roestige fietsen tussen blauwe plastic vaten.

We fietsen langs de Loiret naar Orléans. Het is niet moeilijk de weg te vinden. We koersen recht af op de torens van kathedraal Sainte-Croix net als alle koopmannen de afgelopen 800 jaar deden. De Loire stroomt breed en loom tussen ons en de stad. We nemen de oudste brug om in de stad te komen en staan in een mum van tijd oog in oog met de maagd, althans haar standbeeld. Een bronzen Jeanne d’Arc, zwaard in de hand, haar paard net zo groen als zij. Aan de hoeven van het paard een biologisch marktje, buitenaards gevormde paddenstoelen liggen rij aan rij.
Orléans is een universiteitsstad dus de sfeer is jeugdig, de terrassen overvol.

Van het Place de la Martroi fietsen we naar de kathedraal. Door de stad kruist een futuristische tram, Jules Verne en de Middeleeuwen gaan hier hand in hand. Het godshuis is dominant en immens. De stad heeft 110.000 inwoners en die kunnen er zondag allemaal in voor de mis. Bij binnenkomst horen we ijl vrouwengezang. Bij de crypte staat een duo sacraal te zingen. Van een afstandje luister ik aandachtig. Als ze klaar zijn stapt de dame zonder gitaar gedecideerd op me af. In haar hand een hoed. Omdat ik zo’n bijzonder persoon ben moet ik een woord van God uit de hoed pakken. Ik wimpel het af maar verzet is zinloos. Gedwee, en conflictmijdend als ik ben, pak ik toch maar een papiertje.
Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en Ik heb u liefgehad; daarom heb Ik mensen in uw plaats gegeven, en volken in plaats van uw ziel
'Jesaja 43,4'
Het religieus complot doet alles om mij te breken maar geloof me [ sic ] , ik buig maar breek niet.

We verlaten de hete stad over de Loire en fietsen langs de Loiret terug naar het hotel. Het riviertje stroomt stroperig met ons op. De takken van de bomen hangen lui in het groene water. Zoals langs de Vecht theehuizen op de oever staan heeft hier elke woning een boothuis. De ‘gares à bateaux’ zoals ze hier heten zijn kunstwerkjes.
Bij het diner in het restaurant van ons hotel ondervinden we weer dat de horeca in Nederland een gammele afspiegeling is van de Franse. Met overgave van al het personeel en haar gasten wordt een avondvullende voorstelling gegeven. Een maître d’ die de jongste serveerster streng doch discreet terechtwijst. Hij complimenteert de gasten met hun uitstekende keuze. Laat geen glas leeg staan, alle departementen van de 52 chèvrekazen kent. Door de zaal laveert zonder ooit iemand of iets in de weg te lopen. Van aperitief tot de koffie alles in goede banen leidt. Maar van de zenuwen als hij vrij heeft zijn nagels tot de riemen afbijt.

Thomas van der Steen

donderdag 26 juni 2014

Go west young man, ride like the wind!

                                   



                                           1116BZ Zon en regen




 Go west young man, ride like the wind!



Wind waait fel uit het oosten, de lucht is wolkenloos, de temperatuur aangenaam. Dat ik ga fietsen staat vast maar geen rondje. Het cijfer 5 en soms zelfs 6 op de Beaufort-schaal wordt gehaald. Ik stap op mijn Raleigh en zet koers naar het westen. Met deze straffe wind in de rug is Scheveningen mogelijk.

Het eerste traject gaat naar Breukelen. Dat heb ik vaker gereden maar nog nooit zo snel. Normaal ga ik verder langs de Vecht. Of naar Utrecht of richting Amsterdam. Nu steek ik het Amsterdam-Rijnkanaal over en kom in voor mij Terra incognita. Op de kaart van het fietsknooppuntennetwerk in de polder van Kockengen zie ik dat Vleuten vlakbij is. Vriend R. is daar laatst gaan wonen, wij verklaarden hem voor gek. Hij zou volgens ons, zijn vrienden, ingemetseld worden in de Vinex-wijk en ieder jaar maar één keer ontsnappen. Waarschijnlijk om naar een musical of godbetert naar een voorstelling van Youp te gaan.
Ik bel hem en hij nodigt me uit voor de lunch. Zijn wijkje ziet er alleraardigst uit met klassieke, neo-klassieke, eigentijdse en futuristische huizen en gebouwen. Zijn huis is minstens twee keer zo groot als zijn huis in Hilversum, de tuin tien. Aldaar, in de zon en uit de wind, complimenteer ik hem met zijn keuze. Glunderend hapt hij in de op zijn kookeiland bereide boerenomelet.

Ik laat R. achter in zijn hof van Eden en fiets naar het Lint, een recreatiestrook van asfalt. Die loopt door het Máximapark, het enorme park van Leidsche Rijn. Vlak voordat ik het park verlaat om verder westwaarts te racen zie ik iets vreemds. Een matzwart object ligt dwars over het pad. Als ik dichterbij kom blijkt ‘t een kunstwerk. Ik herken een gekantelde Citroën 2CV en een Fiatje 500. Verder autobanden, pallets en een anarchistenvlag, alles diepzwart. Het beeld Barricade van de kunstenaar Castillo brengt mij terug naar mei 1968 en dat is precies de bedoeling. Als 10-jarige keek ik met grote ogen naar het Journaal. Wereldwijde studentenprotesten ontwrichtten de status quo en verontrustten het establishment. Vanzelfsprekend lag mijn sympathie bij de studenten en het hardvochtige optreden van politie en leger in vooral Parijs en Mexico-Stad deed mijn kinderbloed koken. Toen ik mijn Marokkaanse collega tijdens de Arabische Lente vertelde dat in mei 1968 de Westerse studentensteden net zo in vuur en vlam stonden keek hij me glazig en vol ongeloof aan.


Langs de Leidse Rijn - het kanaal - stuif ik via Harmelen, Woerden, Bodegraven en Reeuwijk naar Gouda. Monotoon stamp ik de trappers naar beneden. De wind stuwt me voort en kilometers fietspad flitsen voorbij. Het tempo, bestendige ritme en de onwankelbare cadans geeft de vlucht voorwaarts het karakter van een mantra. Niets, niets kan me tegenhou….nou ja, de lucht wordt donker. Mijn vriend, de wind, blaast verzadigde wolken over me heen. Uitbollend haal ik droog het station van Gouda. Tien minuten later zwoegt de Intercity door de striemende regen oostwaarts.

Thomas van der Steen

PS Mijn Raleigh Priority is gestolen en ik zal mijn trouwe kompaan enorm missen.

2014-06-09 15.05.51.jpg wordt weergegeven



















donderdag 5 juni 2014

Lunchen bij de buren






                                                1115BZ Currywurst

                            
                           Lunchen bij de buren



Loom biggelt de Maas als een lange traan door haar intens groene vallei. De aanwezigheid van de natuurkleur is zo prominent dat zelfs de rivier door weerkaatsing groen oogt. Ik moet strak naar boven kijken om een andere kleur te zien. Die andere kleur is trouwens grijs want het is een bewolkte dag. Ik fiets door De Maasduinen, een langgerekt natuurgebied in Noord-Limburg, ingeklemd tussen Maas en Duitse grens.

Ik fiets zuidwaarts en rechts liggen de paraboolduinen van de Maas, opgewaaide zandruggen in hoefijzervorm. Links wisselen bossen en heides elkaar af. Hier en daar glimt een vennetje als een uit de hemel getuimelde parel. Ondanks het feit dat ik aan ‘onze’ kant rijd waan ik me aan gene zijde van de grens. Het dorpje dat ik binnenrijd heet namelijk Siebengewald. Hier steek ik over naar de buren. De verleiding om in Duitsland te lunchen is niet te weerstaan. Over de grens is er meteen geen fietspad meer. Zware vrachtwagens daveren over de provinciale weg vlak langs me. In de berm staat een stenen kruis. ‘Beten Sie für Sigmund’ luidt het opschrift. Ik sla gauw een zandpad in na deze onheilspellende tekst.

Vlakbij ligt Airport Weeze, geducht concurrent van Schiphol en Eindhoven. Vanaf hier waaieren de vliegtuigen van Ryanair naar populaire zonneoorden. Langs de betonweg die naar de terminal loopt staat een museum. Buiten staat een vervaarlijk uitziende raket die op de wolken staat gericht. Het is een relikwie van de Britse RAF die hier een basis had tot 1999. Het museum is gesloten en op het informatiebordje zie ik dat ‘t dat eigenlijk altijd is.

Ik ben verliefd op de dynamiek van luchthavens maar hier is het stil. Op een onevenredig aantal ( 5 ) politieauto’s na. Een Afrikaanse vrouw, gekleed in een traditioneel gewaad, loopt omringd door agenten door de schuifdeuren. Ze moet achter in een van de auto’s gaan zitten. Duidelijk is dat ze nog nooit van haar leven een veiligheidsgordel heeft gezien. Omstandig wordt ze vastgegespt door de twee jongste agenten. Met angstige blik volgt de vrouw hun handelingen.

Zo bosrijk als het verderop in Nederland is zo weids en open is het hier. Ik ploeg tegen de wind in via Wemb naar Kevelaer. Enorme windmolens ontsieren het landschap. Kevelaer blijkt een Maria-bedevaartsoord. Midden op het centrale plein staat de Gnadenkapelle, hier is het allemaal om te doen. In de 17e eeuw kwam een marskramer hier zijn nering uitventen. Tot drie maal toe fluisterde Maria in zijn oor dat hij hier een kapel moest bouwen. Na de derde keer zwichtte hij, bouwde het gebedshuis en het spel was op de wagen. Onverklaarbare genezingen, lichtbundels uit de hemel en ander wonderen regen zich aaneen, de hele Roomse santenkraam. Ik schuifel samen met vrome katholieken door het kleine heilige gebouwtje. Een Braziliaanse - dat bleek later bij het kaarsje branden - valt devoot op haar knieën en begint vurig te bidden. Ze doet geen half werk, als ik na een kwartier weer langsloop bidt ze nog!
Het plein ligt in de schaduw van de enorme Basiliek. Hier is minimaal een keer per dag een dienst voor de pelgrims. Aan de overkant ligt de Kaarsenkapel. Juist buiten branden alle bezoekers een kaars. Prachtig gezicht, honderden flakkerende kaarsen langs de hele lengte van de kerk. Ook ik steek op, het ritueel bevalt me.

De lunch in Zum Lindenbaum is overdadig, de omschrijving veelzeggend. Currywurst Deluxe, Pommes und feine Salatteller. Precies wat een eenzame fietser  in den vreemden weer sterk maakt.
Ik neem de snelste weg terug naar Nederland, een saaie, rechte weg door onafzienbare weilanden. De grens kondigt zich al van verre aan. Daar waar het bos begint, begint Nederland en natuurpark De Maasduinen.


Thomas van der Steen

woensdag 4 juni 2014

Op kantoor

                                                         




                                                                       



Gisteren op kantoor zag ik een brandende gloeilamp zweven boven het hoofd van een klerk. Mijn moeder gelooft me niet. Ik mag er met niemand over praten. Mama is bang dat ik word ontslagen en mijn loon kan niet gemist worden thuis. Ik vind het heerlijk om Gisela in de keuken te helpen. Ze schuift me nu en dan extra koek toe. Daarom stap ik grijnzend uit de Berner tram bij halte Genfergasse. Het kantoor is om de hoek. “Wat ben je laat Maxi, gelijk thee rondbrengen aan de heren.” Als ik bij de kamer van de zwevende gloeilamp kom brandt ‘ie wéér. De man werkt als een bezetene en merkt me niet op. Ik fluister; “Uw thee, mijnheer Einstein.”

vrijdag 30 mei 2014

Dansen?




                                2014-05-30 13.04.29.jpg wordt weergegeven




                                                       

                                            DANSEN?


Ploegend tegen de polderwind in bereik ik Zeewolde. Hier vaart de fietsveerpont naar Strand Horst, terug naar het oude land. De kapitein maant me tot spoed, de boot ligt al onder stoom. Puffend en bezweet betreed ik het ruim van de boot. Die doet zijn naam eer aan, strekkende meters leegte. Ik zet mijn fiets naast de andere twee. De vloer is bekleed met rood zeil, als vroeger in de danszaal. Uit de box in de hoek klinkt ‘Happy’. Aan de enige muurbloem op de boot vraag ik; ‘Dansen?’ Besmuikt slaat ze de ogen neer en pakt de arm van haar norse man. De schroef doet het water kolken en we vertrekken. De golven laten de boot dansen. Zij wel!

Thomas van der Steen

donderdag 22 mei 2014

         
              

    
              Erbarme dich, mein Gott


Het is vrijdag, niet zo maar een, het is de vrijdag die we met een hoofdletter schrijven, Goede Vrijdag. De aandacht voor die dag wordt almaar groter. In de slipstream van de Matthäeus-Passion, het muzikale icoon van Jezus’ lijdensverhaal. Bij de EO wordt een verlicht kruis getorst, niet door Jezus, door BN’ers. Laat ik eens naar Naarden fietsen waar de bloem der natie zich verdringt voor de deuren van de Grote Kerk.

De route ernaartoe slingert door het Corversbos. Via het fietstunneltje bereik ik de villawijken van Hilversum. In diezelfde tunnel stond ik veertig jaar geleden te schuilen voor de regen, bang dat mijn sjekkie zou doven. Maar nu is het droog en ik rook niet meer, althans, geen shag. De Trompenberg, het hoogste punt van Hilversum, doemt op als de berg Golgotha. Bovenop staat geen kruis maar een watertoren. De naam is ontleend aan Cornelis Tromp, zoon van Maarten. Het verhaal gaat dat de opperbevelhebber van de vloot én zakenman vanaf hier kon zien of zijn schepen al voor Pampus lagen. Nu zie je alleen maar bomen en de 200 meter hoge KPN-toren.

De wijk aan de voet van de Trompenberg is dan wel een woonwijk maar de natuur is uitbundig aanwezig. Witte rododendrons bloeien weelderig, een maand te vroeg. Dit voorjaar is verbluffend warm, de weergoden zijn mij als fietser genadig. Na de stadsgrens strekken hei en bos tot aan het Naardermeer. Dreigende reigers loeren naar in poelen plonzende kikkers. Als ik bij Naarden-Vesting aankom zie ik op de klok van de kerk dat de Matthäus pas over een uur begint. Ik kan nog een rondje om de vesting heen fietsen. De gracht is geliefd bij karpervissers. Talloze groene tentjes verraden hun aanwezigheid. Gebiologeerd turen de vissers naar hun dobbers. De rit over de wallen geeft een prachtig beeld van de solide verdegingswerken. Hopelijk siert de luchtfoto van de vesting met zijn specifieke stervorm nog steeds de geschiedenisboeken.

Via de Turfpoort fiets ik het stadje binnen. Over de kinderkopjes rammel ik naar de Grote Kerk. Onberispelijk geklede mensen staan gedisciplineerd in de rij. Ik hoef niet aan te sluiten, ik kom hier niet voor de muziek. Aandachtig keek ik naar de uitzending van De Wereld Draait Door die geheel aan Bach’s meesterwerk was gewijd. Het begin vond ik mooi, de hits ook. Maar meer dan tweeënhalf uur op een harde kerkbank naar klassieke muziek luisteren lijkt mij een gruwel. Ik ben hier om naar de elite van Nederland te kijken. Het kabinet is traditiegetrouw aanwezig bij deze verheven uitvoering. Maar in de rij Rutte, Plasterk noch Bussemaker. Ik zie wel oud politica Mirjam Sterk. Reinaldis van Ditshuyzen, royalty-expert en Maria Henneman, NOS-verslaggeefster en oud-minnares van Ruud Lubbers, staan gearmd in de queue. Bij de kerkdeur staat een slimme daklozenkrantverkoper zijn nering aan te prijzen. Hij wenst de bezoekers een mooie uitvoering en een gezegend Pasen. Maar zelfs Cor van Zadelhoff, vastgoedhandelaar en de man met de meeste daken boven zijn hoofd, negeert hem. Van Rutger Castricum van Pownews hoor ik dat de leden van het kabinet en andere grote namen naar binnen zijn gegaan via de ‘artiesteningang’. De deuren sluiten, ik stap weer op mijn fiets. Ik hoop dat de sopraan van dienst in navolging van Jo Vincent het liedboek over een paar uur dichtklapt en zegt; “ziezo, die hangt weer voor een jaar.”

Thomas van der Steen