zondag 4 februari 2018

Tunnelvisie

     Tunnelvisie
Amai, daar is-ie al, Timothy, mijn zoon. Op de kaai van de Schelde zie ik ‘m uit de richting van Hoboken komen. Hij heeft, gelijk ik, een fiets van Velo-Antwerpen gehuurd. Feitelijk is hij er veel te groot voor maar gelijke monniken, gelijke kappen, het is een koers uiteindelijk.
Gister op de Keyserlei vatten we een paar pintjes op café en het werd allengs plezanter. Hij opperde een wedstrijd: wie het eerst de St Anna-tunnel heen-en-weer fietst, een zot idee vanzelf. Ik had ‘m in de mot, hij wil van die ouwe winnen. We voelen ons nu, na gister, ten hoogste 70 ten 100 maar allee, we zijn geen janetten.
‘Oké menneke, aanvangen dan maar?’ We steken de baan over naar de lift. We staan er getweeën in maar ‘em is berekend op 50. Als we uitstappen staat de teller boven de deur op -32. Zo diep onder de rivier zijn we, in meters. De tunnel toont zich en eindigt in een stip, 572 meter verder.

Naast elkaar stellen we ons op en tellen van 5 af. Bij nul zetten we ons in gang en na 25 meter kijk ik al in de hol van mijn zoon. Op de trappers lopend, en danseuse, is hij vertrokken. Waar ben ik aan begonnen, ik ben een sukkelaar. Maar ik verdapper, kom bijna langszij en red voorshands de meubelen. De gekuiste tegels glimmen in het schelle TL-licht. Als ik opzij kijk, geeft hij er juist een snok aan en muist er tussenuit. Nu niet panikeren, niet plooien Thomas, zeker en vast kan ik nog aanklampen. Maar ik sta geparkeerd en het wordt een tocht naar de calvarieberg. Timothy kijkt achterom en grijnst…...het fietsen wordt labeur voor me.

Het einde van de tunnel is in zicht, we naderen ons keerpunt. Met jeugdige overmoed werpt hij zich in de korte bocht rond de roltrap. Godmiljaar jongen, dat gaat toch niet gaan! Met de daver op het lijf zie ik hoe hij crasht. Als ik zie hoe hij opkrabbelt en zijn fiets zoekt, herpak ik me. Dit is mijn laatste kans en bedaard draai ik het rondje. Zo hé, dit is een ander paar mouwen, nu lig ík voor. De laatste 500 meter strekt zich voor me; de tunnel leeg en verlaten. Zo anders dan op 10 juli 2001. Samen met duizenden uit de Sinjorenstad liepen we toen door dezelfde tunnel naar de finish van de etappe van de Tour de France. Op Linkeroever zou onze eigen Marc Wauters zegevieren en geel pakken.
           

Als ik omkijk zie ik Timothy over zijn stuur gebogen, zijn voeten ranselen de pedalen. Volgens de pronostiek moet iemand van 25 met gemak winnen van een 60-jarige. Echter, door zijn misfortuin heb ik nog kans. Ik kijk weer vooruit en focus me op de denkbeeldige finishlijn aan het einde van de tunnel. Als hij nog wil winnen moet hij nú uit zijn pijp komen.
Hé, dat is straf, zijn wild gesnuif wordt luider en luider. Ga ik dan toch patat krijgen van mijn zoon? Hij komt aldoor dichter, kruipt naar mijn achterwiel. Zal ik ‘m kwakken als-ie naast me komt? Onzalig idee, laat varen. Hij grimast als hij centimeter voor centimeter opstoomt. Ik verschiet tevergeefs mijn allerlaatste cartouche, hij verslaat zijn vader met een fietslengte. We remmen bruut om niet tegen de liftdeur te smakken en komen dokkerend tot stilstand. Fier als een gieter pakt hij mijn uitgestoken hand. ‘Nu niet wenen gaan ouwe, ik heb terug goesting in een pintje aan de toog, en gij?’

Thomas Vandersteen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten