donderdag 5 december 2013

Vélo Tout Terrain? Non Merci!

         

                    Vélo Tout Terrain? Non merci!

Zolang ik leef struikelen weerrecords over elkaar. Mijn laatste verjaardag was het weer raak: de warmste 22 oktober ooit gemeten. Juist naar aanleiding van dat heuglijke feit - de verjaardag, het record was bijvangst - waren mijn vrouw en ik onderweg naar de Ardennen. Een arrangement beloofde ons een wandelkaart, gastronomisch diner, dromerige overnachting, ontbijtbuffet én de beschikking over twee fietsen. De afgelopen 56 jaar heb ik wel slechtere verjaardagen gekend, in ieder geval koudere.

Die dinsdagochtend rijden we tegen de zon in naar het zuiden. Ter hoogte van het zieltogende Maastricht-Aachen Airport verlaten we de A2. Over kleine wegen slingeren we op en af door Zuid-Limburg. Dat die provincie bij Nederland hoort is een historische maar vooral geologische dwaling.
Ulestraten, Berg en Terblijt, Cadier en Keer, Wahlwiller en Slenaken, de dorpen zien eruit zoals ze klinken. In Margraten rijden we langs de Amerikaanse militaire begraafplaats. Jaren geleden was ik er met mijn zoon. Mijn drammerige verhalen over oorlog en vrede heeft hij tijdens zijn jeugd lijdzaam aangehoord. Toen we oog in oog stonden met 8301 spierwitte kruisen, scherp afstekend tegen het onberispelijk gemaaide gras, stamelde hij; ‘tjesus pap, wat veel!’

In de Voerstreek lunchen we bij Taverne Aubeloise: vol-au-vent met, allicht, frieten. De pasteitjes worden geserveerd op het terras. Het is eind oktober en eten in onze T-shirts: ‘A Wallonian Summer’.
Als we bij het hotel aankomen vouwt de boomlange eigenaar zich onder zijn bureau vandaan. Behalve lang is hij ook nederig, op het serviele af. Hij plooit zijn lichaam bij de begroeting als ware wij het Belgische koningspaar zelve. Zijn vrouw brengt ons naar kamer 19. Zij is blijkbaar de yang van het echtpaar. Haar botte en norse zwijgzaamheid eindigt met één woord - ‘voilà’ - als ze de deur van onze kamer openzwaait.

Van de beloofde wandelkaart kiezen we voor de route die onmiddellijk voor ons hotel begint. Het steile en met keien bezaaide pad voert ons door een bos naar boven. Daar volgt de beloning voor deze zware klim. Voor ons trillende silhouetten van grazende koeien. Als we omdraaien ligt meandert de Ourthe door haar herfstkleurige vallei. Aan onze voeten wemelen paddenstoelen in ontelbare soorten. Boven ons die altijd maar strakblauwe hemel.
Gedurende de 3 uur durende wandeling komen we twee mensen tegen. Een Nederlands echtpaar, zij bellend met een collega. Haar schrille stem geselt haar mobiel en onze oren. Haar man groet ons met een besmuikt ‘bonjour’. Na ons ‘ja, ook goeiemiddag’, kijkt hij betrapt naar de grond.
De straffe tocht eindigt met een scherpe afdaling op het plein van La Roche-en-Ardenne. Vanwege de herfstvakantie is het er onwerkelijk druk. Motorrijders, kajakkers, mountainbikers, klimmers, abseilers, wielrenners, kanoërs, speleologen en vissers bezetten de terrassen. Met moeite vinden we twee lege stoelen. Blond schuimend bier gaat rond terwijl de namiddagzon haar laatste stralen over het dorpsplein strijkt.

De volgende ochtend kijk ik hoopvol door de ramen. Ons diner werd de avond ervoor begeleid door donder, bliksem en een niet aflatende wolkbreuk. Maar nu is het droog. Bij het ontbijt knikt mijn vrouw in de richting van de hoteltuin. “Daar staan onze fietsen al, die rooie is voor mij, dan mag jij op de blauwe.”  De fietsen zijn mountainbikes, hier VTT’s geheten: fiets geschikt voor elk terrein. Wij noemen mountainbikers oneerbiedig ‘snuivers’. Als zo’n groepje mannen ons passeert op onze boswandelingen snuiven ze door hun wijd opengesperde neusgaten als een span briesende paarden.

Achter het hotel begint een bewegwijzerd rondje naar Cielle. In het begin rijden we langs de Ourthe. Door de regen van vannacht kolkt de rivier onstuimig. We komen langs een reeks campings met eindeloze rijen verlaten mobilhomes. Voor camping Pouhou staat een bord met een geruststellende leus: ‘enige camping langs de Ourthe die nog nooit overstroomd is’.
Het dennenbos rechts druipt, kraakt en dampt van het overvloedige vocht. Het pad peddelt makkelijk weg. Maar opeens is de pret over. De weg draait scherp naar rechts en een ruig bospad doemt op. De hoosbui heeft hier duidelijk zijn sporen nagelaten. De weg is drassig en loopt steil omhoog. Ik schakel terug en zie mijn ketting wild dansen naar het goede tandwiel. Ik zet aan om het hoogteverschil aan te vallen. En schakel 50 meter weer terug, nog eens en nog eens. Maar ik heb de laagste versnelling bereikt en zelfs begonnen aan het door ons zo verfoeide snuiven. Ik zet mijn voeten aan de grond voor ik omval en kijk achterom. Geen glimp van mijn vrouw. Verstandig als zij is heeft zij de oneerlijke strijd eerder opgegeven. Er rest mij niets dan met de fiets aan de hand te wachten en verder samen op te lopen. We stijgen naar het gehucht Cielle, een paar huizen en een uit de mist priemende kerktoren.
Vanaf daar is het dalen terug naar ons hotel. Maar de afzink is ook al niks. Het gaat gevaarlijk bergafwaarts over een geaccidenteerd pad. De trillingen van het stuur terroriseren de muizen van mijn handen. En die ketting die almaar blijft dartelen bezorgt me buikpijn. Als de derailleur faalt acht ik mezelf kansloos bij het herstellen. Heelhuids bereiken we de provinciale weg die naar het hotel voert. Opgelucht leveren we de VTT’s in. Ach, ervaren dat iets helemaal niks voor je is beschouw ik als een zegen.
In het hotel schalt uit de radio van de schoonmaaksters ‘Formidable’ van Stromae. Het treurige lied van de nieuwe Brel is een verlaat verjaardagscadeau.



Thomas van der Steen


Geen opmerkingen:

Een reactie posten