donderdag 11 april 2013

Als ik tweemaal met mijn fietsbel bel


Ding-dong bel gevraagdThomas van der Steen

1012BZ Fietsbelbel
Het allerliefst fiets ik door de natuur, heerlijk in mijn eentje. Door de structuur van mijn werkrooster gaat me dat redelijk af. Op doordeweekse dagen, als alle andere zwoegers zwoegen, heb ik vrij spel. Ik werk wel in het weekend als het buitenleven overspoeld wordt door recreanten. Want een gestage kilometervreter als ik komt ‘t best tot zijn recht met een vrije doortocht. Een regelmatig tempo, suizende bandjes en een voorbijflitsend decor van bomen, sloten, weilanden en boerderijen. Bijna niets is zo ergerlijk als wanneer mijn malende ritme verstoord wordt door treuzelende voorgangers. Ronduit onverdraaglijk is het om te moeten remmen.

Door de toenemende vergrijzing van Nederland en de hinderlijke fitheid van de grijsaards wordt het steeds drukker op de fietspaden. Zeker op mijn vrije dagen, zij hebben immers alle tijd. En ondanks gesputter van Henk Krol voorzien van geld. Hun fietsen glimmen alsof ze net uit de glossy folders rollen. Behalve dat zijn ze uitgerust met de allermodernste GPS-apparatuur. Tien jaar geleden peddelden ze nog rond met fietskaarten op het stuur, geplasticeerd uit angst voor spatjes regen. Nu blikkeren de duurste Garmins, Mio’s en Tomtoms in de zon. Terwijl zij tot de generatie behoren die nog gedegen topografie hebben gehad op de Lagere en Middelbare School. Zo vertelde mijn vader eens over de volgende opgave bij een aardrijkskundeproefwerk. ‘Stel, je vaart van Meppel naar Dordrecht, welke rivieren, kanalen en andere waterwegen bevaar je?’ Gooi ‘t maar in mijn pet, ouwe!

De recreanten zijn met zijn tweeën, vieren of met heel veel. Als echtpaar uiteraard op hetzelfde merk fiets. Vaak ook nog gehuld in uniseks kleding. Als kwartet altijd in de samenstelling mannnetje-mannetje, vrouwtje-vrouwtje met de natuurlijke leiders voorop. Bij een grote groep gepensioneerden valt ook meteen de leider van het roedel op. Hij tempert het gegiechel van de dames en temt de branie van de heertjes. Ze mogen zich dan als jonge honden gedragen, de gevorderde leeftijd eist zijn tol. Hun gehoor is onmiskenbaar minder. Vooral geluid dat van achter komt bereikt de oude oren niet meer. De schelpen vangen wel veel wind maar geen schelle, ongeduldige klanken. Ik kan bellen met mijn bel wat ik wil – éénmaal, tweemaal, eindeloos – het heeft geen enkel effect. Ze blijven breed waaierend en gezellig keuvelend mij de doorgang beletten. Misschien komt het door de hoge tonen die een traditionele fietsbel voortbrengt. Die hoge toon overwint hun gehoordrempel niet meer. Mijn ongeduld – niet noodzakelijk een teken van jeugd maar toch – speelt dan hoog op. Als ik een grijze wolk boven rijwielen in de verte ontwaar leg ik me neer bij een korte vertraging. Vroeger had je van die enorme ding-dong bellen. Laat ik maar eens op Marktplaats kijken of ze nog bestaan.

Zo lijkt ‘t of ik een grondige hekel heb aan oude fietsers. Maar wat is oud? Ooit vroeg ik een dokter wat hij ‘teveel drinken’ vond. ‘Iedereen die meer drinkt dan ik’, was zijn nuchtere antwoord. Zo vind ik iedereen oud die ouder is dan ik. En derhalve iedereen die jonger is dan ik, jong. Ik kom fietsende jeugd in de natuur zelden tegen. Maar de anarchistische chaos veroorzaakt door slingerende jeugd in een studentenstad is weer een ander verhaal. Daarover later meer.
 
****************************
De tekening is van Annemiek Meijer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten