donderdag 28 september 2017

Don Quichot

             
Don Quichot
  ‘Nee Heer, het zijn molens, geen reuzen’.*

Toen ik voor de eerste keer de molens van Kinderdijk zag had ik de kinderen mee. Ze waren piepjong en verheugden zich op het beloofde boottochtje langs de oud-Hollandse iconen. Maar hun verlangen naar het uitnodigende water rond de boot dempte alle aandacht voor het Werelderfgoed.
Tijd om nog ‘ns te gaan kijken, nu alleen. Don Quichot ging op zijn paard Rocinante op molenjacht, ik op mijn Gazelle.

Ik dacht dat Kinderdijk ergens achter Rotterdam lag maar dat blijkt mee te vallen. Als ik in Schoonhoven opstap ligt het op een uur fietsen, de Lek stroomafwaarts. Omdat Schoonhoven een inwisselbare naam heeft wist ik er niks van. Het blijkt een sieraad, ze noemen zich de Zilverstad. Het stadje heeft monumentale gevels, een haventje met ophaalbrug en de allermooiste watertoren van Nederland. Het Zilvermuseum is nog dicht want het is zondagochtend. Door de stadspoort daal ik af naar de Lek. Langs de rivier ploeter ik tegen de westenwind op. Bij Bergstoep kan ik even uitpuffen als ik op het veer wacht.
Aan de overkant heb ik een machtig uitzicht op gebeeldhouwde wolken die dreigend naderen. Het blijft bij een spettertje hier en daar. Bij Streefkerk is de dijk voor alle verkeer gesloten, zelfs voor mij. De omweg blijkt een zegen: ik ben alleen, het fietspad is lang en smal, aan beide kanten staan knotwilgen en als bonus breekt aan het eind de hemel open.

Terug op de dijk word ik ingehaald door auto’s met buitenlandse kentekens, de Duitse zijn in de meerderheid. Maar bij het bezoekerscentrum verliezen de Duitsers het van Aziaten want die zijn met de bus. In de souvenirshop koop ik een colaatje. Voor me moet een Chinese man zijn naam invullen op een formulier omdat hij een fiets wil huren. Als ik mijn drankje afreken zie ik dat er Nam Kee staat. ‘Kijk nou hoe die kerel heet, Nam Kee’, zeg ik tegen de bijklussende scholier achter de balie. ‘Ja, dús?’

Door de massa zoek ik mijn weg. Ik laveer langs Arabische families met slierten kinderen, groepen bejaarde Fransen en als schoolmeisjes geklede Japanse vrouwen. Laat ik me wéér afleiden van de molens. Verderop wordt het rustiger en nu hebben ze mijn onverdeelde aandacht. Bij een hangt wasgoed te wapperen aan een waslijn en dat beeld doet me terugdenken aan de door mij verslonden Kameleon-reeks.

Ik laat 19 molens en duizenden toeristen achter me. Gedragen door de westenwind snel ik langs sloten terug naar het oosten. Als ik onder hoogspanningskabels fiets, kijk ik op naar de imposante masten waaraan ze hangen. De reuzen staan in een rechte lijn tot aan de horizon. Komen toeristen over 300 jaar hier ook naar kijken?

Thomas van der Steen

* Sancho Panza tegen Don Quichot in Cervantes’ Don Quijote.