donderdag 10 januari 2013

Nunspeet

       11 november, 94 jaar later

De mist hangt zwaar over de weilanden, de kou bijt. Een heuse herfstdag in november aan de rand van de Veluwe. De slag om de thermometer begint. Vanuit een lage positie kiest de zon voor de aanval, het front is horizonbreed. Zij klimt en ploegt zich moeizaam door de mistflarden en beslecht de strijd in haar voordeel rond lunchtijd. Dan fiets ik al op de brug over het Veluwemeer het Nieuwe Land in.

Een uur geleden begon ik mijn geplande rondje in Nunspeet. Ik hees mijn fiets uit de auto bij het station. Via Doornspijk, Elburg, Mullegen en ‘t Harde zou ik weer terugkeren  in Nunspeet voor een ceremonie die ik graag wil bijwonen. Vlakbij het station staat het Veluwetransferium. Van hier starten wandel- en fietsroutes. Een 30 meter hoge uitkijktoren steekt boven de boomtoppen uit. In de lente kom ik zeker terug om samen met Belinda een forse wandeling te maken. Want het is werkelijk schitterend hier; weilanden, bossen, houtwallen, singels, heidevelden en verderop water.

Na 1500 meter moet ik alweer afstappen, een begraafplaats. Het is het oude kerkhof van Nunspeet en  niet meer in gebruik. Op de plattegrond zie ik een groot veld met graven van Belgische kinderen. Op de vlucht voor de oprukkende en moordende Duitse legers in 1914 kwamen velen in een kamp hier terecht. De omstandigheden waren erbarmelijk en van de 1000 kinderen onder de 12 stierf een kwart. Onder de machtige eiken liggen hun stoffelijke resten. Onder een stenen kruis staat: “Gastvrij Nederland aan de afgestorvene vluchtelingen”. Ons land was neutraal in ‘14-’18 maar de sporen van die oorlog liggen hier aan mijn voeten.

De weg naar Elburg gaat langs Doornspijk. Daar gaat net de kerk uit. Nederland mag dan grotendeels ontkerkelijkt zijn, zo niet in Doornspijk. De mannen en vrouwen, gekleed op hun zondags, knikken me minzaam toe terwijl ik door hun dorp snel. Verder naar Elburg wordt het steeds platter. Ik zie het Veluwemeer al liggen, de zon doet het water flonkeren. Langs de kust naar het noorden is veel volk op de fietspaden. Naarmate de dag vordert kan ik eerst de handschoenen uitdoen, mijn das afdoen en later zelfs mijn jas opengooien.

Het is 11 november, een drukke kalenderdag. De Raad van Elf komt voor ‘t eerst bijeen, het is Sint Maarten en in de rest van Europa wordt het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Een voor mij zeer tot de verbeelding sprekende oorlog, ik heb er mijn hart aan verpand. Op 11 jarige leeftijd stond ik in de ‘Dodengang’ - een oude loopgraaf- langs de rivier de Ijzer in België. De lugubere sfeer besprong me en heb ik nooit meer kunnen afschudden. Nog steeds lees ik nieuw uitgekomen boeken over dat conflict en hoop ik op nieuwe speelfilms. Laatst in Londen lag ik op mijn knieën in de HMV ( de Engelse Free Record Shop ) voor het ‘History’ DVD-rek. Toch weer een mij onbekende Franse documentaire kunnen scoren,  vol horreurs.

Bij een kruispunt kan ik kiezen voor links naar Dronten of rechts naar Elburg. Ik besluit even mijn voeten op het Nieuwe Land te plaatsen, dus linksaf. In de verte ligt pretpark Walibi, de geraamtes van de attracties tekenen scherp af tegen de inmiddels staalblauwe lucht. Over de brug zet ik snel mijn voet aan de grond en keer gauw weer om. Flevoland is leeg en vooral eindeloos. Op de weg terug fiets ik langs de jachthaven. Tussen de boten gooien veel hengelaars hun haken uit. Omdat de kou langzaamaan door het water trekt zoeken de vissen daar het ietwat warmere water. Elburg is behalve een vestingstad ook een Hanzestad. Ik ben Naarden gewend als vesting met zijn specifieke stervorm maar Elburg is een rechthoek. Het stratenplan is als een raster net als in Manhattan. Ik kom binnen door de Vischpoort en de bolle kinderkopjes benadrukken de middeleeuwse uitstraling. Overal smalle straatjes maar een gracht snijdt het stadje doormidden. De brede straat langs de gracht heet de Beekstraat, tja. Ik verlaat het ommuurde stadje aan de noordkant, over de Mheenpoortstraat. Op een bankje in de zon roken twee heel jonge pubers hun heimelijke sigaretjes. Dat lijkt me nog een zware klus, om dat geheim te houden  in deze besloten gemeenschap.

Gisterenavond keek ik traditiegetrouw op de BBC naar de Royal British Legion Festival of Remembrance. Ongetwijfeld is het iedereen wel eens opgevallen dat in de eerste weken van november de Engelsen een rode ‘poppy’ op hun revers dragen. Miljoenen soldaten stierven op de velden in Vlaanderen en Noord-Frankrijk en toch groeiden de klaprozen met hun vuurrode bladeren weer snel boven de grond. Op de zaterdagavond het dichtst bij 11 november herdenkt Groot Brittanië zijn gevallenen in de Royal Albert Hall. De plechtigheid duurt bijna twee uur - ontzettend lang én saai - maar de laatste 20 minuten kijk ik steevast. Alle Britse oorlogslachtoffers uit de geschiedenis worden herdacht. Een onophoudelijke reeks van uniformen, priesters, speeches en vlaggen komt voorbij. Tegen het einde van de avond declameert een hoogwaardigheidsbekleder het gedicht ‘For the Fallen’. De laatste zin luidt: ‘We will remember them’. Dat wordt mompelend herhaald door alle aanwezigen waaronder de koningin. Daarna wordt het ijzingwekkend stil. En dan, ja dan, PAS OP, SPOILER ALERT!
Omdat ik ooit zat te wachten op Engels voetbal op BBC1 viel ik onverwacht in deze gebeurtenis.
Opeens vallen uit de nok van de concertzaal miljoenen poppy’s op de aanwezigen. Elke poppy staat voor één dode Britse soldaat. En ze blijven maar vallen, sommige officierspetten kleuren geheel rood. Een huiveringwekkend beeld, die zwijgende groep mensen, gelaten voor zich uit kijkend. De hele zaal rood van de fladderende blaadjes, kippenvel en tranen waren mijn deel.

In het gras, zonder jas en in de volle zon, eet ik mijn Italiaanse bol belegd met eiersalade. Over de dijk wandelen gezinnen voorbij. Dat ik me in de Nederlandse Bijbelgordel bevind is overduidelijk. De vrouwen dragen ouderwetse hoedjes, de kinderen zijn ondanks hun leeftijd zeer netjes gekleed. De meisjes in traditionele rokken, de jongens in donkere pakken. Dat maakt ze in ieder geval niet minder hartelijk. Uiterst goedgezind word ik door allen beleefd gegroet. Het is hier zo aangenaam dat ik de tijd vergeet.

Mijn doel, de ceremonie in Nunspeet, begint om kwart over twee. Voordat ik weer op de fiets stap kijk ik op de klok van mijn telefoon; half twee. Shit, ik ben 23 kilometer verwijderd van die plek. Ik ga het zeker niet halen maar doe een verwoede poging. In één rechte lijn en op mijn allerhardst fiets ik terug naar Nunspeet. Ook nog wind tegen, bijna vanzelfsprekend. Die rechte lijn betekent ook nog saaie provinciale wegen. Ja zeg, zo is er ook niks aan, ik geef het op. Ik kies weer een meer aantrekkelijke route door de bossen. De herfstbladeren op de grond dempen bijna al het geluid in de bossen van ‘t Harde naar Nunspeet. Daar kom ik rond drieën aan op begraafplaats Nunspeet-Oost. Het kerkhof stroomt leeg, de ceremonie is voorbij. Bijna alle bezoekers dragen een poppy op hun jas. Om me te pesten hoor ik doedelzakklanken langzaam wegsterven tussen de bomen. Hier wordt jaarlijks een herdenking gehouden. Net sprak Flight Lieutenant J. C. Guertin namens de Britse Ambassade een paar woorden bij de graven van neergehaalde Engelse piloten. Tevergeefs loop ik de begraafplaats op. De militair die dit jaar de Last Post mocht blazen deelt opgelucht met een collega een sigaretje. Waarschijnlijk hoeft hij pas weer op 4 mei aan de bak. Volgend jaar, dan 95 jaar na de bevrijdende wapenstilstand, kom ik weer. Maar dan stipt op tijd.
Thomas van der Steen

In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.

John McCrae


Geen opmerkingen:

Een reactie posten