donderdag 13 december 2012

Ach Jeanine, wat nu?

                



 Ach Jeanine, wat nu?



Word je de eerste vrouwelijke minister van Defensie, heeft je voorganger Hans Hillen, alle tanks versjacherd. De enige gepantserde reuzen die Nederland nog rijk is staan in het Cavaleriemuseum. Het museum staat in Amersfoort binnen de hekken van de Bernhardkazerne. Vanaf mijn huis in Hilversum fiets ik er makkelijk heen op mijn...... ijzeren ros.

Het is hemelsbreed 20 kilometer maar met een kleine omweg kan ik langs de rivier de Eem. De mooiste route naar Baarn is door het bos waar ook Kasteel Groeneveld ligt. Het park erachter is enorm en fantastisch. Op zondagen is ‘t me hier te druk. Maar op deze doordeweekse en zonnige herfst- bijna winterdag, is ‘t zalig toeven. Vorig jaar heb ik wel drie maanden niet kunnen fietsen door het slechte weer. Maar deze dag, eind november, is een godsgeschenk. Na het kasteel parallel aan de A1 naar de brug over de Eem. Omdat de rivier zo kronkelt doet het weggetje dat vanzelfsprekend ook. Het is maar 7 kilometer fietsen tot de afslag naar Hoogland maar dit stukje ‘makes my day’. De lucht knispert, de zon schijnt, de weilanden stralen groen, de schaapjes op de dijk grazen net als de koeien en een late watersporter tuft zijn Doerak naar de winterstalling.

Hoogland is een oud dorp dat is opgeslokt door Amersfoort. Dat kun je nog wel zien, aan de rand boerderijen en even verder een ouderwetse dorpskern. Maar al snel ben ik in het centrum van de groeistad althans het nieuwe centrum. Een duidelijker voorbeeld van een mislukte samenwerking tussen een megalomane gemeenteraad en dito projectontwikkelaars heb ik zelden gezien. De Nieuwe Poort heet het blijkbaar. Betonnen blokkendozen met daarin verzekeringsmaatschappij ‘de Amersfoortse’, zo’n Pathé-gedrocht en een afdeling van de Hogeschool Utrecht. Pauzerende groepjes studenten zitten op de trappen van hun school. Ik wil naar Langestraat 143 maar ben het spoor geheel bijster. Ik vraag een stel jongens en één weet het. ‘Door de tunnel en dan aan de voet van de oude kerk’, zegt de enige Keientrekker. De rest komt van elders uit de provincie Utrecht. De tunnel zou niet misstaan in welke metropool dan ook maar lijkt overdreven voor deze provinciestad. Hoe anders is het karakter van de stad aan de andere kant. Het oude centrum is fraai en druk. Alle kantoren en andere werkplekken zijn tijdens lunchtijd leeggestroomd en de horeca afgeladen. Op nummer 143 van de Langestraat is Vlaams Friethuis ‘van Gogh’ gevestigd. In de jaarlijkse AD friettest kregen ze een 10- en stonden daarmee bovenaan. Ik ben er immers toch dus ik ga proeven. De zaak is klein en er staat maar één man te werken. Als je dan leest dat deze tent de beste van Nederland is verwacht je een meer commerciële aanpak. Van Gogh’s aardappeleters aan de muur eten hun piepers zonder saus. Ik neem een grote puntzak mét mayo en loop door de Kamperbinnenpoort naar de Singel. Daar kan ik op een trappetje langs de gracht, in de stralende zon de bekroonde patat eten. Het is zonder meer lekker maar de beste ooit? De entourage is in ieder geval onovertroffen.

Aan de rand van de binnenstad vraag ik aan twee scooterende pubers de richting naar de dierentuin. Ik weet dat de kazerne ernaast ligt maar vermoed dat deze 16-jarigen de weg naar die plek beter weten dan die naar het legerkamp. Die ligt nog een behoorlijk stukje buiten de stad. En behalve dat moet ik ook een lastig heuveltje over. Ondanks het jaargetijde prikken de zweetdruppeltjes tussen mijn schouderbladen. Bij de slagboom van de kazerne stap ik af; blijkbaar moet ik mij eerst melden. Eén van drie militairen in een bedompt wachthuisje vraagt wat de reden van mijn bezoek is. Ik zeg dat ik voor het museum kom en vraag de heren naar hun mening over de verkoop van de tanks. Het is duidelijk dat ze instructie hebben ontvangen hierover te zwijgen. De meest loslippige van het trio meent dat er vast wel wat voor in de plaats komt. Ik word via mijn ID gescreend om te controleren of ik crimineel dan wel jihadist ben. Blijkbaar geen van tweeën want ik krijg een pasje waarmee ik door de slagboom kan. Op de toegangsweg staan diverse oude, in onbruik geraakte tanks te pronken. Met hun indrukwekkende lopen fier en recht naar voren. Ik herken een Amerikaanse Sherman, een Britse Centurion en de Duitse Leopard 1. In de zesde klas van de lagere school had ik een vriend die speelde met oorlogsspeelgoed, ik ken de namen nog.

Het museum is gevestigd in een bakstenen gebouw. Achter de balie staan twee  grijze vrijwilligersdames me bereidwillig op te wachten. Ik ben de enige bezoeker dus ze dingen beiden naar mijn Museumjaarkaart.
Het eerste museumstuk is de helm van Prins Bernhard met maar liefst vier sterren erop. Hoe in godsnaam kwam ‘ie daaraan? Verder op de benedenverdieping veel uniformen van cavaleriesoldaten. Maar in een zaaltje opzij nog een tijdelijke tentoonstelling. Hier worden foto’s en voorwerpen getoond van onze aanwezigheid in Seedorf in Duitsland. Tijdens de Koude Oorlog zou een aanval uit het Oosten tegengehouden worden op de Lüneburger Heide. Dus veel Nederlandse dienstplichtigen hebben daar hun diensttijd uitgezeten. Tot vervelens toe verhaalde mijn kroegbaas Gerard over ‘de mooiste tijd van zijn leven’ die hij daar had gehad. Alleen maar kaarten en tax free luxe artikelen kopen om die met verlof in Nederland met winst door te verkopen. Op de vele foto’s zoek ik aandachtig naar hem maar die zandhazen zagen er in de 70er jaren allemaal hetzelfde uit. Overal heel veel haar.

Op de eerste verdieping een eerbetoon aan onze soldaten over de hele periode tussen de Tachtigjarige Oorlog en 1919. Daar ook een soldaat met een fiets, aha, eerst paarden, toen fietsen, daarna motoren en tanks. Er is een hoekje waar de politionele acties worden belicht. Je verwacht een beetje bescheidenheid maar daar is geen sprake van. Helemaal boven op zolder de Waterloozaal. Sensationeel grote maar vooral lelijke schilderijen over de Napoleontische tijd. Ik verlaat het museum en loop naar het Landsverkgebouw. Het is vernoemd naar het eerste pantservoertuig van het Nederlandse leger. Die kwam uit Zweden, vandaar de vreemde naam. In deze loods staan van wand tot wand ijzeren giganten geëxposeerd. Indrukwekkend om in mijn eentje tussen deze stille gevaartes te lopen.

De zon staat al laag als ik weer op mijn fiets stap. De snelste weg naar huis gaat door de Soesterduinen. Een heel apart natuurgebied met zandverstuivingen, heuveltjes en bomen. Als ik Jeanine Hennis-Plasschaert was zou ik bij een onverwachte inval hier mijn tanks opstellen. Maar ja, Jeanine is ridder te voet.
Ik heb er vandaag een slordige 50 kilometer op zitten en het was weergaloos. Ik hoop in december en januari ook nog te kunnen fietsen.
Thomas van der Steen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten