‘Zie ik breede rivieren
Traag door oneindig laagland gaan’
In het centrum van Wageningen is het helder. Vlakbij Hotel de Wereld stap ik op de fiets. Ik dwaal kort over de uitgestorven winkelpromenade. Na twee keer rechtsaf slaan fiets ik over de Hesselink van Suchtelenweg. Zo notabel als de naam klinkt, zo is het ook. Rechts villa’s, links bomen en struiken. Een eekhoorn waagt de oversteek, van de tuin van de notaris terug naar de natuur. Zijn vuurrode staart waaiert uitbundig. Een egel volgt hem in sukkeldraf.
Na het verlaten van de bebouwde kom daalt de weg naar het stromenland. Mistflarden bezetten rivier en uiterwaarden. Het decor is prachtig maar ik zie het als door melkglas. Het veer steekt de Nederrijn over. Dat de Rijn in Nederland minstens vijf keer van naam verandert ergert me.
De damp rond de rivier laat ik achter, voor me gloort de Betuwe. Maar zonder bloesem oogt het kaal. In de verte ligt ook nog het karkas van de voormalige kerncentrale in Dodewaard. Ik hou het voor gezien in ‘t land van Rijn en Waal en keer om. Op het terras van ‘t Veerhuis in Opheusden geniet ik van hun gulle 12-uurtje. De mist is opgelost en de zon krijgt alle ruimte. Het veer gaat onophoudelijk heen en weer, heen en weer. De negende keer laat ik me naar de overkant brengen.
Hoewel de herfst al over de helft is tikt de thermometer de 20 graden aan. In een T-shirt bestijg ik de Grebbeberg. De helling is kort maar steil. Buiten adem kijk ik op de top over mijn schouder. Op het verkeersbord, dat waarschuwt voor de afdaling, staat een teleurstellende 7%.
Hier ligt militair ereveld Grebbeberg. Onmiddellijk na onze capitulatie in mei 1940 werden de 424 Nederlandse gesneuvelden hier begraven. Ze liggen er mooi bij. De Britse oorlogsbegraafplaatsen zijn de norm, deze plek doet daar niet voor onder.
Aan de voet van de Grebbeberg ligt Rhenen. Ik zoef de ingang van Ouwehands Dierenpark voorbij. Daar zag ik vorige winter Siberische tijgers, in de sneeuw en echt zwart en wit. Aan de voet van de berg draai ik linksaf om stroomopwaarts langs de Rijn te fietsen. In Rhenen heet de kerk Cunera, de school, het steakhouse en ook de laan langs de rivier. Ze blijkt de beschermheilige van Rhenen.
Het uitzicht op natuurreservaat De Blauwe Kamer is adembenemend. Het lijkt of door de schitterende rivier geen water stroomt maar ontelbare scheerspiegeltjes.
Terug in Wageningen doe ik Museum De Casteelse Poort aan. Hier staat de tafel waaraan, en de pen waarmee, de capitulatie van de Duitsers op 5 mei 1945 is getekend. Bij de ingang meld ik dat ik alleen voor die objecten kom. “Dat treft meneer, ik weet daar alles van”, zegt een vrijwilliger van het museum terwijl hij uit zijn stoel schiet . Als we bij de vredestafel staan daalt zijn stem, hij strekt zich naar mijn oor en spreekt samenzweerderig: “Prins Bernhard werd gedoogd door de Canadees Foulkes en zeker door de Duitser Blaskowitz. Bernhard zat dan ook niet aan tafel maar meer opzij en vooral op de achtergrond.” Aan de muur hangt een schilderij waarop de Prins juist aan het hoofd van diezelfde tafel staat te stralen. “Artist’s impression, je reinste kul”, bezweert mijn duider.
Nadat ik door de alwetende - en oeverloze - ben bijgepraat moet ik nog iets drinken in de zaal van het hotel waar de nazi-capitulatie getekend werd. Op het 5 Mei Plein voor Hotel de Wereld staat het Vrijheidsvuur. Een uitschuifbare koperen zuil met eeuwig brandend vuur in top. Het kreeg al snel een bijnaam van de Wageningse studenten: De Lul van Bernhard.
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
Zo begint Herinnering aan Holland van Hendrik Marsman.
Thomas van der Steen