donderdag 10 juli 2014

        



  Olivet, Orléans, Loiret et diner

Eén brok Duitse degelijkheid snijdt door het hart van Frankrijk. De 6-cilinders uit Beieren roffelen solide hun ritme. We zijn over het Viaduc de Millau gereden en liggen voor op schema. Het lijkt een verontrustend idee dat het wegdek 300 meter boven het aardoppervlak hangt maar je merkt er niets van. Als we aan de overkant van de vallei zijn kijk ik over mijn schouder. Het bouwwerk zweeft boven de mistige vallei. De pilaren en kabels zien er uit als een gestileerd flottielje zeilschepen, varend op de wolken.
Vroeg in de middag komen we aan bij het besproken hotel, nog uren te gaan voor het diner. In de tuin staan een paar roestige fietsen tussen blauwe plastic vaten.

We fietsen langs de Loiret naar Orléans. Het is niet moeilijk de weg te vinden. We koersen recht af op de torens van kathedraal Sainte-Croix net als alle koopmannen de afgelopen 800 jaar deden. De Loire stroomt breed en loom tussen ons en de stad. We nemen de oudste brug om in de stad te komen en staan in een mum van tijd oog in oog met de maagd, althans haar standbeeld. Een bronzen Jeanne d’Arc, zwaard in de hand, haar paard net zo groen als zij. Aan de hoeven van het paard een biologisch marktje, buitenaards gevormde paddenstoelen liggen rij aan rij.
Orléans is een universiteitsstad dus de sfeer is jeugdig, de terrassen overvol.

Van het Place de la Martroi fietsen we naar de kathedraal. Door de stad kruist een futuristische tram, Jules Verne en de Middeleeuwen gaan hier hand in hand. Het godshuis is dominant en immens. De stad heeft 110.000 inwoners en die kunnen er zondag allemaal in voor de mis. Bij binnenkomst horen we ijl vrouwengezang. Bij de crypte staat een duo sacraal te zingen. Van een afstandje luister ik aandachtig. Als ze klaar zijn stapt de dame zonder gitaar gedecideerd op me af. In haar hand een hoed. Omdat ik zo’n bijzonder persoon ben moet ik een woord van God uit de hoed pakken. Ik wimpel het af maar verzet is zinloos. Gedwee, en conflictmijdend als ik ben, pak ik toch maar een papiertje.
Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en Ik heb u liefgehad; daarom heb Ik mensen in uw plaats gegeven, en volken in plaats van uw ziel
'Jesaja 43,4'
Het religieus complot doet alles om mij te breken maar geloof me [ sic ] , ik buig maar breek niet.

We verlaten de hete stad over de Loire en fietsen langs de Loiret terug naar het hotel. Het riviertje stroomt stroperig met ons op. De takken van de bomen hangen lui in het groene water. Zoals langs de Vecht theehuizen op de oever staan heeft hier elke woning een boothuis. De ‘gares à bateaux’ zoals ze hier heten zijn kunstwerkjes.
Bij het diner in het restaurant van ons hotel ondervinden we weer dat de horeca in Nederland een gammele afspiegeling is van de Franse. Met overgave van al het personeel en haar gasten wordt een avondvullende voorstelling gegeven. Een maître d’ die de jongste serveerster streng doch discreet terechtwijst. Hij complimenteert de gasten met hun uitstekende keuze. Laat geen glas leeg staan, alle departementen van de 52 chèvrekazen kent. Door de zaal laveert zonder ooit iemand of iets in de weg te lopen. Van aperitief tot de koffie alles in goede banen leidt. Maar van de zenuwen als hij vrij heeft zijn nagels tot de riemen afbijt.

Thomas van der Steen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten