zondag 4 juni 2017

Grensgeval

                  
              Grensgeval


Omwille van de eeuwige vrede ben ik voor een verenigd Europa zonder grenzen. Van globalisering en vrijhandel ben ik ook al niet vies. Met genoegen doop ik mijn patatje in Amerikaanse Hellmann’s mayonaise die ik wegspoel met een Foster’s Lager uit Australië. Maar geregeld hunker ik juist naar het overschrijden van een ouderwetse grens. Ach, mijn eerste mossel in De Panne, croissant in Arras en espresso in Ventimiglia. Maar we denderen tegenwoordig met 130 km/h over verweerde strepen waar vroeger slagbomen knikten. Alle voorgaande consumpties kan ik trouwens binnen het kwartier in huis hebben en ik woon in een dorp.

Om te kijken of er nog iets over is van de scheiding tussen België en Nederland ga ik er fietsen. In de schaduw van het standbeeld van de wielrenner in Chaam stappen we - bijna altijd fiets ik alleen, nu samen met mijn vrouw Belinda - op voor een tocht naar Turnhout.
Volop natuur hier in Brabant. Af en toe rijden we een varkenshouderij voorbij die omsingeld wordt door bijbehorende stank. Wietplantages verraden zichzelf door hun geur maar dat is hier onmogelijk. Voor de eerste keer overschrijden we de grens en rijden de Belgische exclave Baarle-Hertog in. Voor ons is het een enclave, voor onze zuiderburen een exclave. Door het dorp lopen tegels met kruisen om de grens aan te geven. Omdat we er toch zijn eten we garnalenkroketten met een glaasje wit erbij.

Het fietspad dat we volgen heeft een naam: het Belse Lijntje. Het loopt over de opgeheven spoorlijn Tilburg-Turnhout door de Kempen. Onafgebroken wisselen we van land, de grens doorkruist straten, erven en zelfs huizen . Het oude Station Weelde ziet er nog als zodanig uit maar is nu een boerderij. We volgen het grensriviertje de Mark, het is hier door god en iedereen verlaten. Als de kerktoren van Hoogstraten aan de horizon opdoemt is het gedaan met de rust. Veel trekkers vergezellen ons over de weg van betonplaten naar het dorp. Aan de voet van de naar de hemel reikende toren - 105 meter, toe maar - begint de Lindendreef. Aan het eind daarvan staat een kasteel met robuuste muren en dat komt goed uit want het blijkt een gevangenis.

De weg naar het voormalig klooster waar we zullen overnachten loopt via de dorpen Wortel en Merksplas. Ook in die dorpen staat een gevangenis!
We nemen het pad dat de meeste natuur belooft en worden niet teleurgesteld. Wuivend gras, vennen, loofbos, slootjes met wilgen, moeras en het koolzaad gaat per strekkende hectare. Het enige wat we horen is de klapwiek van een loerende kiekendief.
Als we het kanaal oversteken zijn we in Turnhout. Omdat ik de weg niet weet naar het Begijnhof meld ik me op de Grote Markt bij de VVV. Op de deur hangt een briefje:
                   Op paasmaandag zijn we uitzonderlijk gesloten.

Aan de rand van de stad weer een bakstenen muur met kronkelend prikkeldraad. Ik kan het haast niet geloven maar het is toch echt weer een gevangenis. Het Begijnhof heeft een namaak grot met Maria maar de verrukking die Bernadette in Lourdes ervoer blijft bij ons achterwege.

Onze slaapplek is in Oud-Turnhout, 10 kilometer verder peddelen. De route loopt door straten waar de rijken hun huizen hebben gebouwd. Belgen kopen een kavel en trekken daar hun stulp op. De eerste vraag die aan onze 20-jarige Jan Mulder in de kleedkamer van Anderlecht werd gesteld was: ‘En Jan, bouw je al?’ Die vrijheid leidt tot protserige mini-kasteeltjes met stenen leeuwen die de oprijlaan bewaken. Maar een uit grijs basalt opgetrokken bunker trekt de aandacht. Pas als ik een raam zie laat ik het idee varen dat het weer een gevangenis is. Naar het inzicht van de eigenaar is dit zijn droomhuis.

Tijdens de Vlaamse maaltijd concluderen we dat de buurlanden nog altijd verschillen en dat we dat graag zo houden.

Thomas van der Steen









Geen opmerkingen:

Een reactie posten