4 mei 2013, Alex’ eerste schnabbel
-Op 14 mei 1940 keerden mijn vader en zijn ouders terug naar hun huis op de Dijkstraat 596 in Rotterdam. Ze hadden urenlang in de schuilkelder gezeten. Ondertussen verzengden de door de Heinkels gestrooide brisantbommen de binnenstad. Dus bij thuiskomst stond er geen huis meer, er lag alleen maar puin. Zoals mijn oma altijd zei. ‘Thomas, alles was platgebombardeerd’.
-Op de dag af een jaar later werd Glasgow gebombardeerd. Er vielen 528 doden en mijn moeder werd spoorslags naar ‘t platteland geëvacueerd.
-Onze buurman van nummer 28 moest op 6 juni 1944 zijn linkerbeen achterlaten op Sword Beach in Normandië.
-De andere buurman verloor niet alleen zijn schip in de Javazee op 27 februari 1942, maar vooral zijn eer en trots.
-De Poolse vriend van mijn ouders raakte op 1 september 1939 zijn vaderland kwijt aan de Duitsers en later aan de Russen. Hij is na de Poolse capitulatie naar Engeland gevlucht en heeft in ‘44 Breda bevrijd. Nooit is hij naar zijn thuisland teruggekeerd.
-Ik ben geboren op 22 oktober 1957 en ken al 55 jaar alleen maar vrede. Maar de verhalen in mijn jeugd waren doordesemd van oorlog.
Het is 4 mei 2013, de zon schijnt maar de wind wakkert aan tot kracht 6. Ik verlaat het dorp Abcoude en fiets langs de Holendrecht westwaarts. De wind strak van voren maar ik begin net dus ik kan ‘t aan. Na 3 kilometer splitst het riviertje, ik ga noordwaarts. Nu heet het water Bullewijk. Ondanks het feit dat we het koudste voorjaar sinds 1962 meemaken heeft de natuur zich toch opgericht. In deze polder die doorkruist wordt door sloten, stroompjes en rivieren is ‘t groen geëxplodeerd.
Ik bereik Ouderkerk aan de Amstel, eerst nieuwbouwwijken daarna de eeuwenoude kern van het dorp. Ik wil Beth Haim, de oudste (1614) Joodse begraafplaats van Nederland bezoeken. Maar de rustplaats is gesloten, ‘t is zaterdag dus sjabbat.
Onverrichter zake verlaat ik het mooie dorp aan de Amstel. Weer moet ik optornen tegen de potige westenwind. Niet in de welige natuur maar tussen de strenge en zakelijke architectuur van de Oranjebaan. In Amstelveen rijd ik naar het C. P. Broersepark. Daar staat het Indië Monument. Een zwart beeldhouwwerk van mensen zonder gezichten. Ze kijken allen verlangend naar de hemel. Smachten ze naar de hemel, Amerikaanse vliegtuigen, parachutisten of een verlossende god?
Van Amstelveen fiets ik via het Amsterdamse Bos naar de Bosbaan. Wat een genot zeg, dat immense park. Op de hoofdpaden wordt uiteraard druk gesport en gewandeld. Maar op de kleine tussenpaadjes kom ik weinigen tegen. Boven een grasveldje hangt een lila waas, het gras is bezaaid met pinksterbloemen. Als ik langs de Bosbaan fiets moet ik stevig doortrappen om een ‘vrouwen acht’ bij te houden. De trainer naast me tettert onophoudelijk in zijn megafoon. De aanwijzingen zijn abracadabra voor me. Haal door, dat snap ik nog wel. Maar ik hoor ook: ‘pik in Roline, denk aan je contrast Claudia, zet weg, zet weg Olivia!’
Aan de Bosbaan ligt het Dachau Monument. Dachau was het eerste grote concentratiekamp. Het monument bestaat uit twee taxushagen van 60 meter lang. Ze staan tweeënhalve meter uit elkaar. Je loopt tussen de hagen over een stenen pad. In de stenen staan de namen van 500 concentratiekampen gebeiteld. Veel overbekende namen vanzelfsprekend maar meer onbekende. Ik zoek naarstig naar de naam Beaune-la-Rolande en vind ‘m. Daaruit ontsnapte Sarah van het boek ‘Haar naam was Sarah’ om haar broertje te redden.
Voor het monument ligt vanwege de datum een tiental bloemstukken. Ik lees de linten van de afzenders. De Duitse ambassade, Stichting ‘40-’45, Auschwitz Comité, afzenders die je kan verwachten. Helemaal links een prachtig geel blauw boeket. Het lint heeft dezelfde kleuren en de afzender blijkt de gemeente Hilversum. Tot op heden sta ik voor een raadsel wat mijn stad voor connectie heeft met het kamp.
Aan het eind van de roeibaan duik ik de stad in. Mijn volgende doel is het Museumplein. Ik fiets langs het Olympisch Stadion en over de Willemsparkweg. Aan die weg ligt broodjeszaak Mech, ik ben weer getipt door het Parool. Thuis had ik al een broodje uitgezocht. Maar voor me bestelt een jonge vrouw het broodje van de maand. ‘Want zo’n lekker broodje heb ik nog nooit gegeten, moet je ook proberen’, spreekt ze me toe. Volgzaam als ik ben bestel ik ook zo’n broodje. In de zon op het schuine gras van het ‘Ezelsoor’ open ik begerig het doosje dat ik heb gekregen. Twee geroosterde witte boterhammen met filet americain, kappertjes, ei en mosterdmayo, goddelijk.
Op het Museumplein staat het Zigeunermonument. Ik weet wat het moet voorstellen maar had ‘t onvoorbereid er niet in gezien. Een beeld van een man en een vrouw met twee kinderen die vluchten voor vuur. Omdat het beeld van zwart brons is zie je niet dat het bedoelde vuur vuur is.
Iets verderop staat het Ravensbrückmonument, ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het vrouwenkamp. Een roestvrij stalen kolom met erom heen 11 panelen, ook van staal. Op één van de panelen de tekst: ‘voor haar die tot het uiterste neen bleef zeggen tegen het fascisme’.
Het volgende monument dat ik wil zien ligt in het Wertheimpark. Tussen mij en dat park ligt het net opgeleverde Rijksmuseum. Mijn plan was om door het Pijbes-tunneltje te gaan maar de naamgever belet me de toegang. Ok Wim, ik fiets wel om je museum heen.
Het Auschwitzmonument valt me tegen. Het is veel kleiner dan ik verwachtte en de condens achter het glas maakt ‘t er niet mooier op. De tekst ‘Nooit meer Auschwitz’ is nauwelijks te lezen. Bovendien is de entourage allesbehalve stemmig. Op de parkbanken hebben zich de ‘usual suspects’ verzameld. Morsige oude alcoholisten met pluizige baarden en ongewassen jongelui met gescheurde T-shirts. Of je nou in Barcelona, Parijs, Londen of hier bent, ze hebben altijd een hond bij zich. En die zit niet aan een riem maar aan een touw vast.
Via het Waterlooplein fiets ik naar de Dam. De voorbereidingen voor de Nationale Dodenherdenking zijn in volle gang. Veel militairen, hekken en herrie. Vanavond is de eerste officiële klus voor onze nieuwe koning. Ik wacht de plechtigheid niet af. Traditioneel ben ik twee minuten stil op het Rosarium in Hilversum. Langs de vredig stromende Amstel fiets ik met wind in de rug naar Abcoude.
Om de dag vol treur- en droefenis ietwat opgeruimd af te sluiten mijn vier ontmoetingen:
-de blonde vrouw die me dat zalige broodje aanraadde was Froukje de Both. De kittige en blonde TV-babe zag er in het echt veel échter uit.
-bij de tramhalte voor het Concertgebouw stond Eddy Terstall in een sjofele jas op vervoer te wachten.
Voor zijn Simon, de Nederlandse ‘Terms of Endearment’ had hij wel een Oscar verdiend.
-een overstekende voetganger - zonder te kijken - kon ik met moeite ontwijken. Toen ik ‘m vervloekte bleek ‘t Daniel Uneputty ex-voorzitter van de Hell’s Angels te zijn. Van zijn gedrag heb ik verder geen punt gemaakt.
-een breed glimlachende scooteraar op de Dam was Danny Blind. Zijn prijzenkast thuis en op de club staan bol.
Thomas van der Steen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten