“I love the smell of EPO in the morning”
Het is wel goed zo, na mijn Siberische tocht van 2 weken geleden.
Onbekommerd rondfietsen doe ik pas weer als de permafrost definitief Nederland verlaten heeft.
Als de vogels mij weer fluitend begeleiden als ik ‘s ochtends vroeg op weg ben naar mijn werk.
Als de Afrikaanse krantenjongens geen spijt meer hebben dat ze ooit ‘de grote sprong voorwaarts’ naar Europa hebben gemaakt.
Tot het zover is moet ik verhalen over mijn passieve liefde voor het fietsen. Nadat ik in 1996 te Den Bosch, Miguel Indurain recht in de ogen had gekeken was ik verkocht. Je kon de door miljoenen aanbeden helden gewoon aanraken! Ik ben nou eenmaal een onvervalste stargazer dus in de Tour de France lagen mijn kansen. Elk jaar als het routeboek wordt gepubliceerd kijk ik snel naar de noordelijkste punt op de kaart in de Ronde. Daarna overweeg ik of het redelijk is om te gaan.
Zoals bijvoorbeeld op:
9 juli 2001- Antwerpen, samen met mijn zoon Timothy. Toentertijd 8 jaar en ik vond ‘t tijd om hem kennis te laten maken met een internationaal evenement. De finish ligt op de Linkeroever, het gedeelte van Antwerpen dat vergelijkbaar is met Noord in Amsterdam.
Omdat we vroeg vertrekken op deze maandag zijn we al vóór de lunch in Antwerpen. De Linkeroever is zo weids en leeg dat we overal, en gratis kunnen parkeren.
De winnaar zou pas om half 5 zijn voorwiel over de meet duwen dus we hebben alle tijd. We lopen door de St-Annatunnel, onder De Schelde door, naar de oude stad. De voetgangers- en fietstunnel is uit 1933 en ligt 32 meter onder de waterspiegel. Om zo diep te geraken kun je met een lift of met de authentieke houten roltrappen. De kooi van de lift is immens, er kunnen 40 man in. Als ‘ie vol is lijkt het of je met de kompels de schacht afdaalt naar de mijn. Dat gevoel wordt versterkt door ‘t vreemde Vlaamse dialect dat in de kooi rondzingt. Beneden gekomen kijken we een schier eindeloze, wit betegelde buis in. De tunnel lijkt onmetelijk maar een informatiebord geeft aan dat de mysterieus verlichte koker 572 meter lang is. Voor deze dag wist ik niet van het bestaan af; nu loop ik er bij elk bezoek aan de Sinjorenstad doorheen. Een bezienswaardigheid die ontbreekt in elke gids.
Op de Keyserlei eten we mosselen met frieten en zoeken daarna ijverig naar een supermarkt. Want er is wel een voorwaarde verbonden aan deze expeditie. Of eigenlijk twee. Ik mag vanzelfsprekend niet thuiskomen zonder Timothy maar ook niet zonder echte Belgische mayonaise. Teruglopend naar de tunnel heb ik dus in mijn ene hand de warme knuist van mijn zoon en in de andere een snijdend hengsel van een plastic tasje vol met potten Vandemoortele mayonaise. Nu is de tunnel van begin tot eind toe gevuld met schuifelende, speculerende en discussiërende koersliefhebbers. Een onafzienbare stroom mannen, en een enkele vrouw, trekt door de pijp naar de meet aan gene zijde van de Schelde.
Als we bovenkomen blijkt het uitstapje van de Tourorganisatie naar België een goede zet. Een ondoordringbare massa mensen heeft zich verzameld in de buurt van de finishlijn. Het overbekende Franse commentaar van Radio Tour schalt over de mensenzee. Gelukkig heeft het grote scherm inmiddels zijn intrede gedaan. Van afstand zien we daarop een groep sprinters en horen de namen: Dekkèr, Knavèn, Basso, Wautèrs, Bramatí en O’Grady. De snelste is een in ‘t oranje geklede renner; hoopvol gokken wij op Erik Dekker. Ten onrechte, het gejuich is daar te oorverdovend voor. Het is Marc Wauters die heeft gewonnen, de Belg in Nederlandse dienst,. En het is een dubbelslag, hij mag de Gele Trui ook nog aan. Het enthousiaste publiek dringt en masse naar voren. Ze willen allemaal hun Marc in ‘t geel zien. Wij drummen onbedoeld mee met de horde. Totdat de menigte gekeerd wordt door hekken en mannen met indrukwekkende uniformen. De sfeer wordt grimmig, de federale Rijkswacht zichtbaar nerveus. Dan blijkt waarom wij niet verder mogen. Er is een brede corridor naar het podium gecreëerd. Koning Albert II mag daar handjes schudden met de winnaar en de verzamelde hotemetoten. Omdat het volk op afstand wordt gehouden mort het vervaarlijk. Als de koning later terugschrijdt naar zijn limousine wordt hij uitgejouwd door zijn eigen onderdanen. Hij blijft maar glimlachen en wuiven, ‘t heeft wel wat van de laatste bordesscène van Ceausescu in 1989. Zo onnozel als de koning is, zo doortastend zijn z’n begeleiders. De vorst wordt door hen tot spoed gemaand en afgevoerd naar zijn paleis.
Door de opeenhoping van mensen in de buurt van het podium is het elders stukken rustiger. Timothy ziet van ons als eerste de destijds heilige Lance Armstrong voor de dopingcaravan zitten. Hij geeft ontspannen een interview aan de rond hem geschaarde journalisten. Dat hij indertijd ontspannen was kunnen we ons nu goed voorstellen. Van top tot teen afgevuld met verboden middelen, bijna iedere koersdag gecontroleerd en geen één keer positief.
Slenterend zoeken we de auto op en overpeinzen onze ervaringen van de dag.
Een onvoorziene tunnelvisie, een winnende Belg in België, een heuse koning mét kleren aan maar zonder applaus, een heiligverklaarde sportheld met een wassen neus én.....zes potten échte Belgische mayonaise. Niet slecht voor vader en zoon stargazer op maandag.
Thomas van der Steen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten