dinsdag 12 maart 2013

5 maart 2013

Hoe lang de winter ook duurt, het is zeker dat de lente volgt

Vorige week dinsdag beleefden we de warmste 5 maart ooit. Godzijdank een vrije dag en vanzelfsprekend ging ik een toertje maken. Ik zal mijn best doen om alle voorjaarsclichés te vermijden. Maar alles wat bij zo’n eerste lentedag hoort kwam voorbij. Met een nieuwe Museumjaarkaart in de achterzak fietste ik naar Utrecht. In Museum Sonnenborgh is een fototentoonstelling over de zon en zijn stelsel.

Utrecht ligt loodrecht ten zuiden van Hilversum. Onderweg liggen de dorpen Hollandsche Rading, Maartensdijk en Groenekan. Het is voor tienen als ik vertrek en de kou ritselt nog vlak boven de heidegrond. Weliswaar een klein beetje, maar toch. Over hei en door bos kom ik in Hollandsche Rading terecht. Een dorpje op de grens van Noord-Holland en Utrecht. Dat is precies wat de naam behelst; rading is een oud woord voor grens. Het fietspad naar Maartensdijk loopt tussen een tennisclub en een basisschool door. De bel voor de kleine pauze klinkt. Het gekrijs van de bevrijde kinderen is oorverdovend. Je leest wel eens over buren die zich beklagen over schoolpleinrumoer. Ik deed die klagers altijd af als azijnzeikers maar nu krijg ik begrip. Je zal die schelle kreten drie keer per dag moeten verdragen. Opgelucht draai ik ‘t pad op naar Maartensdijk.

Dat is kaarsrecht en heeft een weids uitzicht. Weilanden alom en heel in de verte de verder onhoorbare A27. Ik bezoek de plaatselijke begraafplaats die onlangs is uitgebreid. Naast de oude velden ligt een vers grasveld omzoomd door coniferen die tot mijn knieën reiken. Er is nog maar één graf, dat van Bernardus Jacobus Woorts. Ben ligt hier wel erg alleen. Ik hoop dat hij binnenkort door een paar stokoude dorpsgenoten vergezeld wordt. Dood zijn is vast geen pretje, maar zó eenzaam de eeuwigheid moeten trotseren is ronduit zielig.

Het fietspad loopt verder zuidwaarts naar Groenekan. Prachtige lanen met villa’s, twee tennisverenigingen én een hockeyclub. Een heus villadorp met een mooi park. Ik herken rododendrons rond een fraaie vijver en besluit hier zeker terug te komen in hun bloeiseizoen.

Het landelijke is, als ik Groenekan verlaat, snel verdwenen. De rafelranden van Utrecht reiken ver. Als knooppunt van ons spoorwegennet is dat onvermijdelijk. Laverend tussen snelwegen, intercity’s, geluidswallen, sprinters maar ook sloten, weilanden en boerderijen kruis ik de stadsgrens. Eerst door de wijk Tuindorp maar de voorgenomen route voert me door twee parken. Park Bloeyendaal en daarop het schitterende stadspark Wilhelmina. Ik weet dat Utrecht ook minder fraaie wijken als Lombok en Ondiep heeft maar hier waan ik mij in Wassenaar.

Sterrenwacht Sonnenborgh ligt in het Museumkwartier, het wemelt hier van die gebouwen. Vandaar dat ik ineens oog in oog sta met NS loc 2498. De robuuste rode locomotief staat buiten het Spoorwegmuseum te glimmen op een draaischijf. De stoere loc is in ruste maar had vast gehakt gemaakt van bevroren wissels en bladeren op de rails. Aan de overkant van de Maliesingel zie ik de witte telescoopkoepel scherp afsteken tegen de blauwe lucht. Ik blijk de enige bezoeker maar dat betekent niet dat ik alleen ben. Werkmannen, de directeur en zijn assistenten, studenten en schoonmakers krioelen door de zalen. De ruimtefoto’s waar ik voor kom zijn mooi maar ik had ze allen thuis al gezien. De oude collegezaal en de bibliotheek maken meer indruk op me. Door de houten collegebanken straalt het zaaltje serieuze, klassieke wetenschap uit. Mijn academische avontuur - twee hele maanden - staat haaks op de ernst waarmee hier werd gestudeerd. Net als de bibliotheek, met een omloop met houten balustrade op de eerste verdieping, dat doet.
Via een gammele trap kom ik in de koepel waar de telescoop als een kanon door de gleuf van het dak steekt. Er valt niets te zien, lichter wordt de hemel niet op deze 5 maart.
Omdat het KNMI op deze plek is opgericht is er een tentoonstellingszaal voor weerkunde. Daar wordt op ouderwets aanschouwelijke wijze alles over temperatuur, neerslag en winden uitgelegd.

Voor de lunch fiets ik naar het centrum. Langs de Domtoren bereik ik de Oudegracht. Heel studerend Utrecht heeft besloten juist hier te verzamelen. De binnenstad barst werkelijk uit zijn voegen. Net als de kledingstukken die vanochtend overhaast van de ‘zomerstapel’ zijn gegrist. Iedereen heeft de jas los of uit, lente waart rond als een virus. Martin Bril heeft de term rokjesdag naar eigen zeggen gemunt. Mijn klasgenoten en ik hadden het eind jaren zeventig al over bloesjesdag. Deze onverwachte zonnige dag komt daar nét te vroeg voor. Ik zie wel hotpants met maillots of broekje met legging zoals ik van mijn dochter moet zeggen. Met de benen bungelend boven de gracht geniet ik van mijn ‘Steak and cheese-sandwich’. Iedereen met mij knipoogt naar de zinderende zon.

Om te voorkomen in de valkuil van clichés over de lente te trappen moet ik stoppen. Ik fiets weer naar huis via een iets andere route. Daar kom ik een geïmproviseerd bord tegen; HONDEN A/D LIJN I.V.M. ZWANGERE SCHAPEN.
Eén schitterende dag maakt nog geen lente, een zwanger schaap natuurlijk wel.
Thomas van der Steen
http://www.sonnenborgh.nl/page=site.home

Geen opmerkingen:

Een reactie posten