Echte kerels zuigen niet, ze drinken
Miguel Indurain kon in juli 1996 de Tour de France winnen. Dat zou voor hem de 6e keer zijn, een absoluut record. Maar tijdens een beklimming in de Alpen miste hij een etenszakje. Vier kilometer voor de top vloeide alle kracht uit zijn benen en stond ‘geparkeerd’. Miguel verloor een minuut per kilometer en daardoor de Tour. De Fransen noemen dat een fringale, de Vlamingen zeggen hongerklop.
Diabetici hangt dit fenomeen iedere dag boven het hoofd. De wankele balans tussen glucose en insuline kan verstoord worden door onverwachte fysieke inspanningen. Maar ook mentale zorg kan een zogenaamde hypoglykemie veroorzaken. Een echtelijke twist, ruzie met een recalcitrante puber of bonje met een onrechtvaardige leidinggevende kan tot een verontrustend laag bloedsuiker leiden. Ook ‘gezonde’ mensen kennen het hypo-gevoel uit hun jeugd. Dat je na een wilde dag in het zwembad trillend een dennenkoek weg bunkert en maar aan één ding denkt: nog een dennenkoek. Suikerpatiënten kunnen in die situatie door een levensbedreigende ondergrens zakken Dat is de reden dat ik - ik bén diabeet - altijd druivensuiker bij me draag als ik ga fietsen.
Na een bezoek aan Amsterdam besluit ik naar huis in Hilversum te fietsen. Ik heb de stad kriskras doorkruist en al de nodige kilometers afgelegd. Maar de net genoten overvloedige lunch stelt me gerust; genoeg brandstof in mijn lijf. Maar het eerste obstakel is de Nesciobrug. Die overspant het Amsterdam-Rijnkanaal, hierover kunnen lopers en fietsers van IJburg naar de stad. De helling naar boven is steil, heel steil. Afstappen is geen optie, je bent een kerel of niet. Als ik boven ben stop ik wel. Puffend en hijgend realiseer ik me dat dit dezelfde plek is waar Monic Hendrickx in Penoza haar eerste afspraak met de onderwereld had. Hoog boven het kanaal voel ik dat de wind aanwakkert en ook nog uit de verkeerde richting. Aan de overkant draai ik de brede betonnen strook op die langs het kanaal door het Diemerpark loopt. Nu ik tegen de wind in fiets merk ik pas hoe sterk die is. Om me zo klein mogelijk te maken lig ik plat over het stuur. De bomen aan de overkant van het kanaal ruisen. Ik smijt met energie en maak me zorgen. Mijn laatste vier tabletjes druivensuiker eet ik op. Na elke afgelegde kilometer moet ik een versnelling terug tot de laagst mogelijke: stand naaimachine. Als ik opkijk zie ik de centrale van Nuon. Daarachter ligt Maxis en een Burger King. Verbeten staar ik naar het onder me doorglijdende beton.
Uitgewoond en met knikkende knieën loop ik de hamburgertent binnen. Het is leeg op een tafeltje met vier jonge mannen na. Verveeld leunt een medewerkster tegen de balie. Ik vraag om een grote cola, een echte. Als Liberty-Grace, dat staat op haar naambordje, de beker neerzet gris ik ‘m uit haar handen, trek de deksel eraf en klok gulzig de vloeibare suiker naar binnen. ‘Ik heb er een rietje naast gelegd hoor’, zegt de Surinaamse. ‘Dat vind ik onmannelijk’, ik ben weer bij mijn positieven. Liberty-Grace schiet in de lach en taxeert of ik serieus ben. Ik bestel er nog een hamburger bij. Samen staren we naar het ijzeren talud waar de hamburger straks vanaf zal glijden.
De stoerste van de vier mannen, Clifton volgens zijn vrienden, staat op. Hij is groot, zwart, kaal en vanonder zijn witte T-shirt kringelt een getatoeëerde slang tevoorschijn. Zijn lichaam is duidelijk geboetseerd in de sportschool, zijn glimmende baseball-jasje is eigenlijk te klein voor al dat spiergeweld. ‘Hé chickie, gaan we vanavond naar Club Air?’, vraagt hij brutaal. In afwachting van haar antwoord lurkt hij - via een rietje - van zijn drankje. ‘Nee yongu’boi, ik heb al een date…...met een man.’ Tegelijk met de hamburger krijg ik een knipoog. Na 10 minuten verlaat ik volledig gelaafd het fastfoodrestaurant en stap manhaftig op mijn fiets voor het laatste traject. Brandstof zat.
Thomas van der Steen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten