Voorwaarts naar het verleden
In de herfst van 1968 verhuisden we, ik was 10 jaar en moest naar een andere school. De maandag na de herfstvakantie begonnen ze op de nieuwe school met zinsontleding. Ouwe koek voor mij dus al snel gleden mijn ogen over de hoofden van mijn nieuwe klasgenoten. Ze bleven steken bij een poster aan de muur. De afbeelding schonk me een blik in de toekomst. Een stad vol wolkenkrabbers met spiegelende puien, vliegende auto’s, hangende tuinen en doorzichtige buizen waar treinen doorheen raasden. De meester merkte mijn geestelijke afwezigheid op en zei: 'zo dromer, en wanneer denkt de nieuwkomer dat deze droom werkelijkheid zal zijn?' 'In 1985, meneer,' voorspelde ik.
Vanaf Werkhoven volg ik de Kromme Rijn richting Utrecht. De mist hangt zwaar over het land. De beloofde zonnige lentedag is uitgebleven. De kronen van de populieren zijn onzichtbaar. In de dorpjes Odijk en Bunnik wordt het grijze decor gebroken door de witte kerkjes op de oever van de rivier. Na door weilanden te hebben gekronkeld, baant de Kromme zich nu door een bos. Opeens fiets ik door een stenen poort. Daarachter ligt landgoed Rhijnauwen, ik herken het van twee jaar terug. Hier werd toen mijn werkgeefster ten grave gedragen. Op mijn eerste werkdag reed er ‘s ochtends een ambulance met gillende sirenes voorbij. Zij keek over mijn schouder naar de klok achter me. Toen ‘s middags hetzelfde gebeurde vroeg ik haar waarom ze op de klok keek. ‘Ik kijk of mijn kinderen veilig op school zijn.’ 30 jaar later betrapte ik mij op dezelfde reflex.
De natuur wordt voor even verdrongen door de A12, onze verkeersader naar het Ruhrgebied. Bij Bunnik staan van die enorme, Amerikaans formaat, reclamezuilen langs de snelweg. Maar als de zware brom van het verkeer overgaat in een zoemtoon doemt ook het boerenland weer op. Dit waterrijke gebied is vergeven van de forten die deel uitmaakten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Totdat Duitse vliegtuigen er in 1940 overheen vlogen was dat eeuwenlang onze ultieme verdediging. Boven de bomen zie ik het dak van een nagebouwde Romeinse wachttoren. De Kromme Rijn was de noordgrens van het Romeinse Rijk. Lang werd gedacht dat de Romeinen bang waren voor de moedige strijders ten noorden van de Rijn maar ze vonden dat ze niks te zoeken hadden in dat zompige en koude land. Als ik, net als legionair Gemini Lapidis in 47 na Christus deed, uitkijk over het mistige land begrijp ik ‘m wel. Hij droomde tijdens zijn hondenwacht over zijn Agrippina en hun boerderijtje met olijfgaard in Liguria. Loom genietend van de avondzon en een amfora wijn.
Nederland is zo georganiseerd dat van echte natuur geen sprake meer is. Mijn rit gaat door een nieuw aangelegd natuurgebied: Nieuw Wulven. Pas 8 jaar oud maar enorm gevarieerd. Het trekt vissers, vliegeraars, hardlopers, vogelaars, kinderen die hutten bouwen. Het pad voert langs een zogenaamd drasbos en dat is precies wat het woord behelst. Elzen en wilgen met hun wortels in een moeras. Als het bos ophoudt begint Houten. Op het Rond, het winkelcentrum van die forensenstad, pauzeer ik met een versnapering. Opeens zie ik de poster uit 1968 tot leven komen. De gevels van de winkels weerkaatsen mij, mijn fiets en alles achter me. Op dakterrassen wordt gelounged tussen de moestuinen. Als ik naar rechts kijk zie ik het station van Houten. Het hangt op 10 meter van de grond in een plexiglazen buis. Door de buis glijdt een Sprinter en dendert een Intercity. Zo voorzag Jules Verne de wereld 150 jaar geleden. En ik dacht dat het er 30 jaar geleden al zo zou uitzien. Maar waar zijn die vliegende auto’s?
Thomas van der Steen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten