“I love the smell of EPO in the morning”
Het is wel goed zo, na mijn Siberische tocht van 2 weken geleden.
Onbekommerd rondfietsen doe ik pas weer als de permafrost definitief Nederland verlaten heeft.
Als de vogels mij weer fluitend begeleiden als ik ‘s ochtends vroeg op weg ben naar mijn werk.
Als de Afrikaanse krantenjongens geen spijt meer hebben dat ze ooit ‘de grote sprong voorwaarts’ naar Europa hebben gemaakt.
Tot het zover is moet ik verhalen over mijn passieve liefde voor het fietsen. Nadat ik in 1996 te Den Bosch, Miguel Indurain recht in de ogen had gekeken was ik verkocht. Je kon de door miljoenen aanbeden helden gewoon aanraken! Ik ben nou eenmaal een onvervalste stargazer dus in de Tour de France lagen mijn kansen. Elk jaar als het routeboek wordt gepubliceerd kijk ik snel naar de noordelijkste punt op de kaart in de Ronde. Daarna overweeg ik of het redelijk is om te gaan.
Zoals bijvoorbeeld op:
9 juli 2001- Antwerpen, samen met mijn zoon Timothy. Toentertijd 8 jaar en ik vond ‘t tijd om hem kennis te laten maken met een internationaal evenement. De finish ligt op de Linkeroever, het gedeelte van Antwerpen dat vergelijkbaar is met Noord in Amsterdam.
Omdat we vroeg vertrekken op deze maandag zijn we al vóór de lunch in Antwerpen. De Linkeroever is zo weids en leeg dat we overal, en gratis kunnen parkeren.
De winnaar zou pas om half 5 zijn voorwiel over de meet duwen dus we hebben alle tijd. We lopen door de St-Annatunnel, onder De Schelde door, naar de oude stad. De voetgangers- en fietstunnel is uit 1933 en ligt 32 meter onder de waterspiegel. Om zo diep te geraken kun je met een lift of met de authentieke houten roltrappen. De kooi van de lift is immens, er kunnen 40 man in. Als ‘ie vol is lijkt het of je met de kompels de schacht afdaalt naar de mijn. Dat gevoel wordt versterkt door ‘t vreemde Vlaamse dialect dat in de kooi rondzingt. Beneden gekomen kijken we een schier eindeloze, wit betegelde buis in. De tunnel lijkt onmetelijk maar een informatiebord geeft aan dat de mysterieus verlichte koker 572 meter lang is. Voor deze dag wist ik niet van het bestaan af; nu loop ik er bij elk bezoek aan de Sinjorenstad doorheen. Een bezienswaardigheid die ontbreekt in elke gids.
Op de Keyserlei eten we mosselen met frieten en zoeken daarna ijverig naar een supermarkt. Want er is wel een voorwaarde verbonden aan deze expeditie. Of eigenlijk twee. Ik mag vanzelfsprekend niet thuiskomen zonder Timothy maar ook niet zonder echte Belgische mayonaise. Teruglopend naar de tunnel heb ik dus in mijn ene hand de warme knuist van mijn zoon en in de andere een snijdend hengsel van een plastic tasje vol met potten Vandemoortele mayonaise. Nu is de tunnel van begin tot eind toe gevuld met schuifelende, speculerende en discussiërende koersliefhebbers. Een onafzienbare stroom mannen, en een enkele vrouw, trekt door de pijp naar de meet aan gene zijde van de Schelde.
Als we bovenkomen blijkt het uitstapje van de Tourorganisatie naar België een goede zet. Een ondoordringbare massa mensen heeft zich verzameld in de buurt van de finishlijn. Het overbekende Franse commentaar van Radio Tour schalt over de mensenzee. Gelukkig heeft het grote scherm inmiddels zijn intrede gedaan. Van afstand zien we daarop een groep sprinters en horen de namen: Dekkèr, Knavèn, Basso, Wautèrs, Bramatí en O’Grady. De snelste is een in ‘t oranje geklede renner; hoopvol gokken wij op Erik Dekker. Ten onrechte, het gejuich is daar te oorverdovend voor. Het is Marc Wauters die heeft gewonnen, de Belg in Nederlandse dienst,. En het is een dubbelslag, hij mag de Gele Trui ook nog aan. Het enthousiaste publiek dringt en masse naar voren. Ze willen allemaal hun Marc in ‘t geel zien. Wij drummen onbedoeld mee met de horde. Totdat de menigte gekeerd wordt door hekken en mannen met indrukwekkende uniformen. De sfeer wordt grimmig, de federale Rijkswacht zichtbaar nerveus. Dan blijkt waarom wij niet verder mogen. Er is een brede corridor naar het podium gecreëerd. Koning Albert II mag daar handjes schudden met de winnaar en de verzamelde hotemetoten. Omdat het volk op afstand wordt gehouden mort het vervaarlijk. Als de koning later terugschrijdt naar zijn limousine wordt hij uitgejouwd door zijn eigen onderdanen. Hij blijft maar glimlachen en wuiven, ‘t heeft wel wat van de laatste bordesscène van Ceausescu in 1989. Zo onnozel als de koning is, zo doortastend zijn z’n begeleiders. De vorst wordt door hen tot spoed gemaand en afgevoerd naar zijn paleis.
Door de opeenhoping van mensen in de buurt van het podium is het elders stukken rustiger. Timothy ziet van ons als eerste de destijds heilige Lance Armstrong voor de dopingcaravan zitten. Hij geeft ontspannen een interview aan de rond hem geschaarde journalisten. Dat hij indertijd ontspannen was kunnen we ons nu goed voorstellen. Van top tot teen afgevuld met verboden middelen, bijna iedere koersdag gecontroleerd en geen één keer positief.
Slenterend zoeken we de auto op en overpeinzen onze ervaringen van de dag.
Een onvoorziene tunnelvisie, een winnende Belg in België, een heuse koning mét kleren aan maar zonder applaus, een heiligverklaarde sportheld met een wassen neus én.....zes potten échte Belgische mayonaise. Niet slecht voor vader en zoon stargazer op maandag.
Thomas van der Steen
donderdag 28 februari 2013
donderdag 14 februari 2013
Fletionis ad Laurio, nimis frigidum est.
( tussen Vleuten en Woerden is het té koud )
Alles is relatief, met name snelheid en temperatuur. Einstein bedacht er een wet voor maar die hadden we helemaal niet nodig. Stop je handen maar onder de koude kraan na een lange, wantloze en winterse fietstocht. Het water zal aanvoelen als kokend.
Als je na WC-bezoek terugloopt naar je vliegtuigstoel lijkt ‘t of je 5 kilometer per uur loopt maar ‘t zijn er 1000.
Toen het op 8 januari jongstleden wel 8 graden was dacht ik; “dat is al gauw 20 graden warmer dan twee weken geleden, ik ga fietsen”. Hemeltjelief, dat heb ik geweten. Vol goede moed stapte ik op in Vleuten. Verkleumd tot op het bot stapte ik af in Woerden: ik had me voorshands warm gerekend.
Het plan was een tocht maken langs de 2000 jaar oude grens tussen beschaving en barbarij. Die ‘limes’ ( Latijn voor grens ) liep in Nederland van Nijmegen, langs de Rijn naar Katwijk. Dat de toenmalige Rijn tegenwoordig de Oude Rijn heet is alleszeggend. Langs die natuurlijke grens hadden de Romeinen legerplaatsen ( castella ) gebouwd. Ik was benieuwd of de resten van de klassieke bezetting van ons land nog zichtbaar waren in het landschap. Nou, ik zal kort zijn; ik zag helemaal niks. Diep weggedoken in mijn jas wapende ik me met alles wat ik in mij had tegen de kou. Het vroor dan niet maar het was in alle opzichten guur en ijzig. Je kan natuurlijk na 300 meter omdraaien en denken dat ‘t niks wordt vandaag. Maar ik zou mezelf toch warm fietsen! Na 6 kilometer was ‘t duidelijk dat dát niet ging gebeuren. Aan de horizon lag Woerden, dat zal ik toch wel halen?
Op karakter bereikte ik de stadsgrens. De bebouwde kom bood dekking tegen de snijdende westenwind. Ik had -letterlijk- de grens bereikt en zou in het gerieflijke voorjaar nog eens proberen.
De koffie en saucijzenbroodjes van de kiosk in het station maakten me weer mens. Ik liet me echter niet verleiden om weer op de fiets te springen. In plaats daarvan besloot ik een klein rondje te wandelen in het oude stadje. Vlakbij het station ligt het Kasteel van Woerden gebouwd in de 15e eeuw. In de gewelven - klinkt koud maar nu was alles aangenaam - trof ik een bijzondere expositie. Foto’s van Martin Kers; ervaren fotograaf met een bijzondere blik.
http://www.fotogalerieindegewelven.nl/
Ach, nu ik er toch was kon ik ook nog wel een begraafplaats bezoeken. Aan de voet van een monumentale watertoren ligt het katholieke kerkhof. Elke rustplaats onthult wel iets aparts. In Lage Vuursche trof ik de naam Stoffel. Nu liggen er twee Apollonia’s in één rijtje graven. Uit de jaren 80 ken ik Apollonia 6, met hun hit Nasty Girl. En in Hilversum is een gyros-tent die zo heet. Verder had ik er nog nooit van gehoord. Thuis heb ik de naam gecheckt in de voornamenbank van het Meertens-instituut. In de afgelopen 9 jaar zijn er 8 baby’s geboren die de naam Apollonia hebben gekregen. Dat is nog eens een aparte naam. Maar vijf lettergrepen, dat wordt Polly. Als je geluk hebt tenminste.
Terug naar Vleuten ga ik met de trein, fiets aan de hand. De heenreis was een helletocht. De terugreis hemels; op tijd, zoevend en.....warm.
Thomas van der Steen
( tussen Vleuten en Woerden is het té koud )
Alles is relatief, met name snelheid en temperatuur. Einstein bedacht er een wet voor maar die hadden we helemaal niet nodig. Stop je handen maar onder de koude kraan na een lange, wantloze en winterse fietstocht. Het water zal aanvoelen als kokend.
Als je na WC-bezoek terugloopt naar je vliegtuigstoel lijkt ‘t of je 5 kilometer per uur loopt maar ‘t zijn er 1000.
Toen het op 8 januari jongstleden wel 8 graden was dacht ik; “dat is al gauw 20 graden warmer dan twee weken geleden, ik ga fietsen”. Hemeltjelief, dat heb ik geweten. Vol goede moed stapte ik op in Vleuten. Verkleumd tot op het bot stapte ik af in Woerden: ik had me voorshands warm gerekend.
Het plan was een tocht maken langs de 2000 jaar oude grens tussen beschaving en barbarij. Die ‘limes’ ( Latijn voor grens ) liep in Nederland van Nijmegen, langs de Rijn naar Katwijk. Dat de toenmalige Rijn tegenwoordig de Oude Rijn heet is alleszeggend. Langs die natuurlijke grens hadden de Romeinen legerplaatsen ( castella ) gebouwd. Ik was benieuwd of de resten van de klassieke bezetting van ons land nog zichtbaar waren in het landschap. Nou, ik zal kort zijn; ik zag helemaal niks. Diep weggedoken in mijn jas wapende ik me met alles wat ik in mij had tegen de kou. Het vroor dan niet maar het was in alle opzichten guur en ijzig. Je kan natuurlijk na 300 meter omdraaien en denken dat ‘t niks wordt vandaag. Maar ik zou mezelf toch warm fietsen! Na 6 kilometer was ‘t duidelijk dat dát niet ging gebeuren. Aan de horizon lag Woerden, dat zal ik toch wel halen?
Op karakter bereikte ik de stadsgrens. De bebouwde kom bood dekking tegen de snijdende westenwind. Ik had -letterlijk- de grens bereikt en zou in het gerieflijke voorjaar nog eens proberen.
De koffie en saucijzenbroodjes van de kiosk in het station maakten me weer mens. Ik liet me echter niet verleiden om weer op de fiets te springen. In plaats daarvan besloot ik een klein rondje te wandelen in het oude stadje. Vlakbij het station ligt het Kasteel van Woerden gebouwd in de 15e eeuw. In de gewelven - klinkt koud maar nu was alles aangenaam - trof ik een bijzondere expositie. Foto’s van Martin Kers; ervaren fotograaf met een bijzondere blik.
http://www.fotogalerieindegewelven.nl/
Ach, nu ik er toch was kon ik ook nog wel een begraafplaats bezoeken. Aan de voet van een monumentale watertoren ligt het katholieke kerkhof. Elke rustplaats onthult wel iets aparts. In Lage Vuursche trof ik de naam Stoffel. Nu liggen er twee Apollonia’s in één rijtje graven. Uit de jaren 80 ken ik Apollonia 6, met hun hit Nasty Girl. En in Hilversum is een gyros-tent die zo heet. Verder had ik er nog nooit van gehoord. Thuis heb ik de naam gecheckt in de voornamenbank van het Meertens-instituut. In de afgelopen 9 jaar zijn er 8 baby’s geboren die de naam Apollonia hebben gekregen. Dat is nog eens een aparte naam. Maar vijf lettergrepen, dat wordt Polly. Als je geluk hebt tenminste.
Terug naar Vleuten ga ik met de trein, fiets aan de hand. De heenreis was een helletocht. De terugreis hemels; op tijd, zoevend en.....warm.
Thomas van der Steen
zondag 10 februari 2013
Frankrijk, zomer 2011
Souvenirs de vacances d'un Hollandais en France:
Die belachelijke nieuwe gewoonte van Nederlandse jongens om een onderbroek onder hun zwembroek te dragen. De verstikkende after-shavewalm die achterblijft als een groep 'echte Hollandse' jongens voorbijloopt. En dat ze de minste gelegenheid aangrijpen om hun torso te ontbloten.
Het oorverdovende geklapper van de reclameslierten achter de vliegtuigjes die langs de kust vliegen. Met een mededeling die verder niet aan mij besteed is. Dat de Swedish House Maffia vanavond optreedt of dat er een schuimparty in de Indigo is. Misschien dat ze dichterbij vliegen, het was me nooit zo opgevallen.
Dat ook in Frankrijk en Spanje aanmerkelijk minder wordt gerookt dan voorheen.
Dat Franse Iphone-bezitters er een ongelooflijk lullig beschermhoesje omheen doen. Als ze hun telefoon gebruiken bungelt dat hoesje ontzettend uncool onder hun kin.
Dat ik een boek van een Gouden Strop-winnaar heb gelezen, Charles den Tex < mooie naam, dat wel > en dat de noodzaak, het plot, de schrijfstijl, geloofwaardigheid en afloop mij totaal ontging.
Dat niemand meer naar me luistert. Ik word zelfs onderbroken - niet om in te gaan op iets wat ik aan het zeggen was. Nee, om over iets totaal irrelevant en triviaals te beginnen.
Dat ik door het boek van Bill Carter tot tranen werd geroerd. Het is een onbescheiden egodocument over zijn verblijf in Sarajevo toen die stad werd belegerd door de Serviërs. De Chetniks bestookten de stad 3 jaar lang vanaf de heuvels onophoudelijk met granaten en met kogels door sluipschutters. Door Bill's inzet kreeg hij Bono < ook al zo'n ijdeltuiterige narcist > zover dat er tijdens concerten van U2 interviews met Serajevoërs via de satelliet zichtbaar waren. Zo maakte destijds de MTV-generatie kennis met de apocalyptische situatie in Bosnië. Dat beïnvloedde de publieke opinie dus de politiek en uiteindelijk de oorlog. Bill Carter is een held, zonder enige twijfel, maar hij had zijn daden door een ander moeten laten opschrijven.
Dat de jeugd 'ziek' als krachtterm gebruikt. En dat Hagenezen inderdaad in elke zin het woord kanker zeggen. En de Haagse jeugd dus dienovereenkomstig kankerziek als verwensing bezigt.......dat is pas ziek!
Dat internet niet meer is weg te denken, ook op vakantie niet.
Spanje, 2006, nada.
In 2007, op Corsica, gingen Tim en ik naar de yachtingclub om op hun computer ( betaald) de uitslagen van de Tour te bekijken.
In Bayonne, 2008, had alleen de receptie van de camping een computer maar ik mocht er niet op. Smeergeld, bier of flirts, niets hielp.
Van de campingbaas in Panguitch, Utah, mocht ik in 2009 zijn computer gebruiken. Hij waarschuwde me vooraf dat ie wel traag was. Dat was een understatement, ik had beter een postduif kunnen sturen dan een email.
Vorig jaar in Italië waren er 2 computers op de camping. Je kon voor veel te veel geld een code kopen voor een kwartier internet. Maar er zaten altijd pubermeisjes op die stoeltjes giechelend te Hyven met hun lelijke puistige vriendjes in Nederland.
Dit jaar hadden we drie laptops bij ons, een Iphone, een Blackberry, een Nokia met internet en Wifi gratis op heel de camping.
Dat alle Nederlandse meisjes van die hele korte spijkerbroekjes dragen. En allemaal hun haar 'stijlen'. En een druppelzonnebril, ook wel pilotenbril genoemd, op hun neus planten. Meer hierover hieronder. Ze ontkennen altijd en eeuwig dat ze een mode volgen. Ze zijn een rondlopend stijlicoon maar ze dragen het echt niet omdat het in de mode is maar omdat ze het 'gewoon mooi' vinden.
Dat Mireille Guiliano's boek 'Waarom Franse vrouwen niet dik worden' uit 2004 achterhaald is. Er is veel veranderd in 7 jaar. Net als in de rest van het rijke Westen hebben de Fransen, en zeker de vrouwen, inmiddels ook allemaal veel te veel vet op hun botten.
Dat ik de accessoire zonnebril nooit heb begrepen. Om tegen de zon in te kijken heeft Onze Lieve Heer ons wimpers geschonken. Ik kan de ogen van zonnebrildragers niet zien. Ogen zijn de spiegels van de ziel. Daardoor komen ze mij op zijn minst over als angstige verbergers van die ziel. Of botweg onsympathiek, dat kan ook. Spiegelzonnebrildragers zijn 'hors categorie', zij begrijpen niets van intermenselijk contact. Maar als ik zo'n nitwit spreek kan ik wel zien of mijn haar goed zit.
De mensen die er met zo'n modieuze zonnebril met WIT montuur bijlopen gaan zich zó schamen over een paar jaar. 'Waarom lieten jullie mij er als een clown bijlopen?'
Dat wij 20 jaar geleden in Frankrijk boodschappen deden bij de hypermarché's Intermarché, Leclerc of Super U. Die merken zijn gemarginaliseerd en tegenwoordig hebben Casino en Carrefour bijna het duopolie. Auchan is een uitzondering. Die hyperwinkel kom je opeens tegen, als je 't niet verwacht.
Dat er meer Citroën DS'en <de befaamde snoek> in Hilversum voorkomen dan in heel Frankrijk. In de drie weken dat ik in la douce France was, zag ik er precies 1 ( zegge één ) terwijl ik vandaag op een kort fietsrondje door de mediastad er al 5 zag.
Dat er een 'Blues Brothers-hoedjes' hausse is dit jaar. Of zwart óf wit en ze zien eruit als zijn ze van plastic.
Dat ik Spaans geen mooie taal vind. Het ongenadige gerrrrrratel dringt als een cirkelzaag mijn oren binnen. De eerste keer dat het me opviel was toen ik met Bee in Londen Sotheby's bezocht. Een zeer beschaafd en zo te zien rijk gezin overlegde of papa ging bieden op het linker- of rechterschilderij. Hun gesprek leek op een snauwerige kibbelpartij. Deze zomer in het prachtige kustplaatsje Llança werd ik getroffen door twee roddelende kassameisjes. Llança ligt in Catalonië en het Catalaans is veel zachter dan het Spaans, neigend naar het Frans. Maar deze dames spraken onvervalst Castilliaans. Als twee vijandige mitrailleurnesten bestookten ze elkaar meedogenloos met onbarmhartige klanken.
Dat ik 22 dagen in de buitenlucht heb geleefd en geen één keer de maan heb gezien, curieus, is ie er nog wel?
Dat de tattoo-mode nog niet over zijn hoogtepunt is. Tattoo-mode is trouwens een contradictio in terminis. Mode verdwijnt, tatoeages niet.
Dat Fransen over het algemeen wellevender lijken dan ooit. Ik heb er maar een stuk of 5 à 6 doodgewenst. Een opzienbarend record.
Dat topless zonnen nog bestaat. Ik dacht dat het iets was van de 70- en 80er jaren maar nee, het bestaat nog of wéér. Voor mij hoeft het niet. Een vrouwenborst is mooi in een decolleté of liefdevol omklemd door je tedere vingers. Niet als een pannenkoek op een op haar rug liggende zonaanbidster. Het doel van het topless zonnen, een egaal gebronsd lichaam, is ook al niet aan mij besteed. Ik merkte dat begin jaren zeventig toen de erotische plaatjes van blote vrouwen uit de preutse VS mij meer prikkelden. Het contrast van hun witte erogene zones met de rest van lichaam vond ik meer tot de verbeelding sprekend. Bovendien wijzen ze de weg in een slechtverlichte slaapkamer als koplampen in een maanloze woestijnnacht.
Thomas van der Steen
Die belachelijke nieuwe gewoonte van Nederlandse jongens om een onderbroek onder hun zwembroek te dragen. De verstikkende after-shavewalm die achterblijft als een groep 'echte Hollandse' jongens voorbijloopt. En dat ze de minste gelegenheid aangrijpen om hun torso te ontbloten.
Het oorverdovende geklapper van de reclameslierten achter de vliegtuigjes die langs de kust vliegen. Met een mededeling die verder niet aan mij besteed is. Dat de Swedish House Maffia vanavond optreedt of dat er een schuimparty in de Indigo is. Misschien dat ze dichterbij vliegen, het was me nooit zo opgevallen.
Dat ook in Frankrijk en Spanje aanmerkelijk minder wordt gerookt dan voorheen.
Dat Franse Iphone-bezitters er een ongelooflijk lullig beschermhoesje omheen doen. Als ze hun telefoon gebruiken bungelt dat hoesje ontzettend uncool onder hun kin.
Dat ik een boek van een Gouden Strop-winnaar heb gelezen, Charles den Tex < mooie naam, dat wel > en dat de noodzaak, het plot, de schrijfstijl, geloofwaardigheid en afloop mij totaal ontging.
Dat niemand meer naar me luistert. Ik word zelfs onderbroken - niet om in te gaan op iets wat ik aan het zeggen was. Nee, om over iets totaal irrelevant en triviaals te beginnen.
Dat ik door het boek van Bill Carter tot tranen werd geroerd. Het is een onbescheiden egodocument over zijn verblijf in Sarajevo toen die stad werd belegerd door de Serviërs. De Chetniks bestookten de stad 3 jaar lang vanaf de heuvels onophoudelijk met granaten en met kogels door sluipschutters. Door Bill's inzet kreeg hij Bono < ook al zo'n ijdeltuiterige narcist > zover dat er tijdens concerten van U2 interviews met Serajevoërs via de satelliet zichtbaar waren. Zo maakte destijds de MTV-generatie kennis met de apocalyptische situatie in Bosnië. Dat beïnvloedde de publieke opinie dus de politiek en uiteindelijk de oorlog. Bill Carter is een held, zonder enige twijfel, maar hij had zijn daden door een ander moeten laten opschrijven.
Dat de jeugd 'ziek' als krachtterm gebruikt. En dat Hagenezen inderdaad in elke zin het woord kanker zeggen. En de Haagse jeugd dus dienovereenkomstig kankerziek als verwensing bezigt.......dat is pas ziek!
Dat internet niet meer is weg te denken, ook op vakantie niet.
Spanje, 2006, nada.
In 2007, op Corsica, gingen Tim en ik naar de yachtingclub om op hun computer ( betaald) de uitslagen van de Tour te bekijken.
In Bayonne, 2008, had alleen de receptie van de camping een computer maar ik mocht er niet op. Smeergeld, bier of flirts, niets hielp.
Van de campingbaas in Panguitch, Utah, mocht ik in 2009 zijn computer gebruiken. Hij waarschuwde me vooraf dat ie wel traag was. Dat was een understatement, ik had beter een postduif kunnen sturen dan een email.
Vorig jaar in Italië waren er 2 computers op de camping. Je kon voor veel te veel geld een code kopen voor een kwartier internet. Maar er zaten altijd pubermeisjes op die stoeltjes giechelend te Hyven met hun lelijke puistige vriendjes in Nederland.
Dit jaar hadden we drie laptops bij ons, een Iphone, een Blackberry, een Nokia met internet en Wifi gratis op heel de camping.
Dat alle Nederlandse meisjes van die hele korte spijkerbroekjes dragen. En allemaal hun haar 'stijlen'. En een druppelzonnebril, ook wel pilotenbril genoemd, op hun neus planten. Meer hierover hieronder. Ze ontkennen altijd en eeuwig dat ze een mode volgen. Ze zijn een rondlopend stijlicoon maar ze dragen het echt niet omdat het in de mode is maar omdat ze het 'gewoon mooi' vinden.
Dat Mireille Guiliano's boek 'Waarom Franse vrouwen niet dik worden' uit 2004 achterhaald is. Er is veel veranderd in 7 jaar. Net als in de rest van het rijke Westen hebben de Fransen, en zeker de vrouwen, inmiddels ook allemaal veel te veel vet op hun botten.
Dat ik de accessoire zonnebril nooit heb begrepen. Om tegen de zon in te kijken heeft Onze Lieve Heer ons wimpers geschonken. Ik kan de ogen van zonnebrildragers niet zien. Ogen zijn de spiegels van de ziel. Daardoor komen ze mij op zijn minst over als angstige verbergers van die ziel. Of botweg onsympathiek, dat kan ook. Spiegelzonnebrildragers zijn 'hors categorie', zij begrijpen niets van intermenselijk contact. Maar als ik zo'n nitwit spreek kan ik wel zien of mijn haar goed zit.
De mensen die er met zo'n modieuze zonnebril met WIT montuur bijlopen gaan zich zó schamen over een paar jaar. 'Waarom lieten jullie mij er als een clown bijlopen?'
Dat wij 20 jaar geleden in Frankrijk boodschappen deden bij de hypermarché's Intermarché, Leclerc of Super U. Die merken zijn gemarginaliseerd en tegenwoordig hebben Casino en Carrefour bijna het duopolie. Auchan is een uitzondering. Die hyperwinkel kom je opeens tegen, als je 't niet verwacht.
Dat er meer Citroën DS'en <de befaamde snoek> in Hilversum voorkomen dan in heel Frankrijk. In de drie weken dat ik in la douce France was, zag ik er precies 1 ( zegge één ) terwijl ik vandaag op een kort fietsrondje door de mediastad er al 5 zag.
Dat er een 'Blues Brothers-hoedjes' hausse is dit jaar. Of zwart óf wit en ze zien eruit als zijn ze van plastic.
Dat ik Spaans geen mooie taal vind. Het ongenadige gerrrrrratel dringt als een cirkelzaag mijn oren binnen. De eerste keer dat het me opviel was toen ik met Bee in Londen Sotheby's bezocht. Een zeer beschaafd en zo te zien rijk gezin overlegde of papa ging bieden op het linker- of rechterschilderij. Hun gesprek leek op een snauwerige kibbelpartij. Deze zomer in het prachtige kustplaatsje Llança werd ik getroffen door twee roddelende kassameisjes. Llança ligt in Catalonië en het Catalaans is veel zachter dan het Spaans, neigend naar het Frans. Maar deze dames spraken onvervalst Castilliaans. Als twee vijandige mitrailleurnesten bestookten ze elkaar meedogenloos met onbarmhartige klanken.
Dat ik 22 dagen in de buitenlucht heb geleefd en geen één keer de maan heb gezien, curieus, is ie er nog wel?
Dat de tattoo-mode nog niet over zijn hoogtepunt is. Tattoo-mode is trouwens een contradictio in terminis. Mode verdwijnt, tatoeages niet.
Dat Fransen over het algemeen wellevender lijken dan ooit. Ik heb er maar een stuk of 5 à 6 doodgewenst. Een opzienbarend record.
Dat topless zonnen nog bestaat. Ik dacht dat het iets was van de 70- en 80er jaren maar nee, het bestaat nog of wéér. Voor mij hoeft het niet. Een vrouwenborst is mooi in een decolleté of liefdevol omklemd door je tedere vingers. Niet als een pannenkoek op een op haar rug liggende zonaanbidster. Het doel van het topless zonnen, een egaal gebronsd lichaam, is ook al niet aan mij besteed. Ik merkte dat begin jaren zeventig toen de erotische plaatjes van blote vrouwen uit de preutse VS mij meer prikkelden. Het contrast van hun witte erogene zones met de rest van lichaam vond ik meer tot de verbeelding sprekend. Bovendien wijzen ze de weg in een slechtverlichte slaapkamer als koplampen in een maanloze woestijnnacht.
Thomas van der Steen
Abonneren op:
Posts (Atom)