Hielke, Arie en Bloemhof
‘Wat is de zin van het leven?’ vroeg meneer Payens, de godsdienstleraar. Dertig 12-jarigen ontweken zijn blik. ‘Nou, laat ik anders zeggen: wat verwachten jullie van het leven, waar hopen jullie op?’ Ik stak mijn vinger op en zei: ‘Dat ik overal en altijd een uitsmijter rosbief kan bestellen’. De klas lachte, de leraar keek beduusd en vroeg zich af of hij een clown of een filosoof voor zich had.
Op dat moment las ik de Bob Evers-reeks en Arie Roos bestelde minstens twee keer per boek een uitsmijter rosbief. Hij betaalde door van zijn rolletje bankbiljetten er eentje af te pellen. Op dat moment leek mij dat het hoogst haalbare in het leven.
Vorige week in De Panne klom de herfstzon naar zijn hoogste punt. Hij bescheen de Noordzee en het zand aan mijn voeten. Ik bestelde garnalenkroketten met een glas pinot gris en dacht: dit bedoelde ik nou, meneer Payens.
Van mijn 10de tot 13de las ik in hoog tempo de boeken van de Kameleon, Bob Evers en van J. B. Schuil.
In hun boot de Kameleon beleeft de Friese tweeling Hielke en Sietse spannende avonturen.
Kneuterig, dorps, 50er jaren, beschermd maar toch vrij. Varen, dat moest toch wel het mooiste op aarde zijn. Niet voor mij, een zeilcursus leerde mij niets behalve dan dat ik er geen talent voor had. Een nachtelijke zeiltocht met mijn vriendinnetje op de Loosdrechtse Plassen met haar zeilboot, een Vrijheid, weer die vrijheid, deed de deur dicht. Ik stond op de voorplecht op de uitkijk. De hemel was zwart, het water ook en banger dan toen ben ik nooit meer geweest.
Ik heb mezelf gediagnosticeerd als lijder aan nautische claustrofobie. Als ik op een boot zit wil ik eraf of er in ieder geval zo snel mogelijk.
Maar van de Kameleon-reeks genoot ik.
Voornoemde Arie, roodharig, dik en impulsief, Jan Prins, zuinig en voorzichtig en Bob Evers, Amerikaan en technisch, zijn eigenlijk veel te jong voor de avonturen die ze overal ter wereld beleven. Maar ze zijn rijk en reizen de globe over om smokkelaars, dieven en valsemunters te ontmaskeren. Veel titels allitereren, Heibel in Honoloeloe, Trammelant op Trinidad, ook al zo mooi . Ik was 7 jaar jonger dan die gasten en droomde van zo’n leven. In Casablanca op het vliegtuig stappen en er in Las Vegas weer uit, schitterend. En waar ik ook was een lunchroom binnenstappen om die uitsmijter ros te bestellen.
In De AFC’ers gebeuren alle dingen waar je als jonge voetballer van droomt. Debuteren als je 17 bent en dan de 4-3 in de laatste minuut tegen de aartsrivaal maken. Na een 0-3 achterstand, mind you. Ik had wel zin in de Artapappa’s, het volgende boek. Dat gaat over een innige vriendschap tussen Pukkie en Bloemhof. Die naam Bloemhof alleen al. Hij is ook nog een zwarte Afrikaanse prins uit Transvaal. Hij moet van zijn vader, de koning, naar school in Nederland. Na jaren wordt hij teruggeroepen naar Zuid-Afrika. De band met Puk is inmiddels zo hecht dat Bloemhof na de bootreis in Kaapstad overlijdt aan heimwee. Daarvoor had ik natuurlijk wel eens gehuild om een kapotte knie of zo maar wat me overkwam bij het lezen van de laatste twee hoofdstukken kende geen grenzen; een niet aflatende stroom tranen doorweekte mijn kussen
J. B. Schuil schreef het in 1920 - vroolijk, kaffers - maar leerde me dat ook jonge mensen sterven, je vriendschap moet koesteren en dat een man mag huilen.
Thomas van der Steen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten