Kruistocht naar Utopia
Totdat ik het thematijdschrift Begraven las wist ik niet aan welke kwaal ik leed. Nu wel, ik lijd aan het ‘begraafplaatsgevoel’. De term is gemunt door Nobelprijswinnaar Elias Canetti en betekent: het bezoeken van begraafplaatsen waar geen naasten rusten. De schrijver-filosoof ziet het als een triomftocht van de levende langs alle stakkers die aan zijn voeten liggen. Ik denk daar heel anders over. Ik ben er voor de rust, overdenk mijn eigen sterfelijkheid en geniet van de namen. Als kind liep ik al samen met mijn ouders - ik heb het niet van vreemden - over Franse kerkhoven. Namen als Cedric, Ghislaine, Bixente en Geneviève betoverden me. Als ik tijdens een fietstocht langs een begraafplaats kom, stap ik af voor een rondje.
Vlak bij mijn huis zijn er drie. Op één minuut fietsen, de Nieuwe Algemene Begraafplaats Bosdrift. Een donkere en vervallen plek omringd door hoge en oude bomen. Graven met verzakte engelen spreken tot de verbeelding. Nannes, de mysterieuze zwerver van Hilversum ligt hier precies goed.
Drie minuten verderop RK Begraafplaats St Barbara. Op een grasveld is de as van mijn moeder Eileen verstrooid, ze overleed vorig jaar.
Op een steenworp ligt de Zuiderhof, op de grens van bebouwde kom en hei. Groot, weids, wit, modern en strak, precies zoals onze stadsarchitect Dudok het bedoeld heeft. Cafévriend Boyd werd hier ten grave gedragen terwijl hij zijn jongensjaren amper was ontgroeid.
Voor een fietstocht is bovenstaand rondje veel te kort. Daarom besluit ik een toertje door ‘t Gooi te maken.
Het verkeersobstakel in Hilversum is geen wild kolkende rivier maar de spoorlijn. Eindeloze tijd heb ik verkwist, wachtend voor de dichte ‘grote spoorbomen’. Maar nu hebben we een fietstunnel onder het station en rails door. Een lichtarchitect ontwierp een schitterend effect: als je door de tunnel zoeft verandert de kleur van het licht. Weer boven brengt een kaarsrechte straat me naar de hei. Een voorzichtig zonnetje begeleidt me langs de 4000 jaar oude grafheuvels naar Laren. Daar zoek ik mijn weg door de lanen waar de welgestelden wonen. Oud en nieuw geld leven hier tuin-aan-tuin. De villawijk overschrijdt de grens met Blaricum, het dorp met de duurste huizen van Nederland. Aan de rand van het dorp ligt Algemene Begraafplaats Blaricum “De Woensberg”, een parel onder de dodenakkers.
Het is niet alleen de ligging tussen hei, bos en akkers die deze plek zo bijzonder maakt. In de jaren 60 en 70 kreeg Nederland weer kleur op de wangen door de mannen die hier rusten.
- Willy van Hemert, ‘de man van de series’. Iedere week keek ik gefascineerd naar het leven van Marleen Spaargaren in De Kleine Waarheid.
Als ik een blunder bega prevel ik nog altijd de eerste zin van Dagboek van een Herdershond - “Een goed begin, Erik Odekerke” -
- Coen Flink, acteur en schoonzoon van bovenstaande Willy. Hij speelde dan ook in De Kleine Waarheid waarin hij het hield met Willeke ‘Marleen’ Alberti. Met snor en baard speelde hij, uiteraard, de rol van kunstenaar.
- Anton Dreesmann, die van V&D. Ik herinner me hem, behalve als ondernemer, vooral als barse rouwdouwer. In de jaren 70 was hij allesbehalve gediend van vakbonden en stakende werknemers. Zijn graf is groot, simpel, robuust en van zwart marmer. Onkwetsbaar als de man zelf. Zijn geest kan vredig verder rusten; ik koop nog steeds wel eens een broek in zijn winkel.
- René van Vooren, zoon van René Sleeswijk en aangever van Piet Bambergen, die andere Mountie. Decennialang waren zij op tv met hun shows en kluchten.
- Rob Out, piraat, diskjockey en baas van Radio Veronica. Zeker in mijn jonge jonge jaren luisterde ik naar 192. Toen Veronica aan land kroop speelde Rob steeds meer de rol van onzichtbare en onaanraakbare sekteleider.
- Willem Duys, presentator van zijn eigen ‘Vuist’. Bij ons thuis werd er niet gekeken naar Willem O. Duys. Ik kwam een maandagochtend op school en had iets gemist. The Osmonds waren zaterdagavond bij Willem geweest en hadden een onuitwisbare indruk bij mijn klasgenoten achtergelaten. De hele dag schalde Crazy Horses, wèèèh, wèèh door de lokalen. De eerste en laatste keer dat ik Duys in ‘t echt zag was in t’ Bonte Paard in Laren. In een rolstoel luisterde hij aandachtig naar mijn zus Maeve die Franse liedjes zong.
- Gerrit den Braber, liedjes- en tekstdichter, en wat voor een. Toen ik 10 jaar was vroeg ik mijn moeder wat ze het mooiste nummer ter wereld vond. Ze was van de popmuziek dus ik hoopte op Mr. Tambourine Man van The Byrds of Eleanor Rigby van The Beatles. Tot mijn verbijstering noemde ze ‘De Glimlach van een Kind’. Mijn moderne moeder die een smartlap mooi vond?! “Luister maar eens goed, dan begrijp je ‘t wel.”
Na een uur dwalen langs de kruizen betrekt de lucht verontrustend. Ik besluit de toer af te breken en in een rechte lijn terug naar huis te fietsen. Die weg voert langs Crailo, vroeger militair oefenterrein, later asielzoekerscentrum en nu beoogd Utopia. Het regent inmiddels en het desolate terrein oogt troosteloos. Alle Utopianen schuilen, althans, ik zie niemand buiten. Ongetwijfeld luisteren ze in hun paradijselijke loods naar het ritme van de regen….. ritme van de eenzaamheid*.
Thomas van der Steen
* Ritme van de Regen werd uit ‘t Engels vertaald door Gerrit den Braber en een hit voor Rob de Nijs
Geen opmerkingen:
Een reactie posten