woensdag 26 oktober 2016

14


                          
14



“…...is op 68-jarige leeftijd in Barcelona overleden.” Mijn hemel, dat kan er maar één zijn. Aan het einde van het ingelaste nieuwsbericht wordt mijn vermoeden bevestigd, fenomeen Cruijff is dood. Het is Witte Donderdag, dag van het Laatste Avondmaal, en de eerste grap is dat JC aanstaande zondag zal herrijzen.
Alle verloven van redacties van talkshows, kranten en tijdschriften worden ingetrokken, de rolodexen ratelen. Nederland zet zich schrap voor het grote rouwen.

Ik sta met mijn fiets voor het Centraal Station van Amsterdam. Om Cruijff te eren ga ik langs de sporen fietsen die mijn jeugdidool in Amsterdam achterliet. Met nadruk jeugdidool, na 1974 was ik wel klaar met die notoire, rancuneuze querulant. Eerst verliet hij Ajax na drie opeenvolgende Europacups - onvervalst verraad - en het jaar daarop zadelde hij me op met een trauma dat ik pas 14 jaar ( toeval! ) later zou kwijtraken. In die levensbepalende finale van 1974 ergerde ik me groen en geel aan zijn gepraat en gemekker. De scheids ook, hij kreeg geel ná het rustsignaal, Nederland verloor en het was zijn schuld.

De zaterdag na Goede Vrijdag mag dan Stille Zaterdag heten maar daar is weinig tot niets van te merken. Terwijl toeristen slingerend hun weg zoeken naar gracht, museum of Achterhuis stuur ik naar de Middenweg. Over de Ruijter- en Piet Heinkade fiets ik langs het IJ waar cruiseschepen aangemeerd liggen. Samen met een Intercity buig ik naar rechts. Na Artis en het Tropenmuseum passeer ik een onzichtbare grens: ik ben verlost van toeristen en heb alleen nog maar last van Mokumers. Ik draai het fietspad van de Linnaeusstraat op, hier smeekte Theo van Gogh vergeefs om genade tot zijn beul.

De Middenweg is kaarsrecht en lang, aan het eind ligt Betondorp. De straten zijn smal, de huisjes piepklein. Het ouderlijk huis van Jopie is zo gevonden. De stoep ligt bedolven onder de bloemen. Als ik mijn fiets in het gangetje stal ervaar ik een historische sensatie: dit is de plek waar Cruijff eindeloos met zijn bal jongleerde. Mensen drommen samen rond de bloemenzee en bejaarde buurtbewoners vertellen aan iedereen die het wil horen dat zij het meteen in die magere zagen. Op het raam staat een treffende uitspraak van Johan geëtst: ‘ Buitenspelen zou een vak moeten zijn op school’.

Letterlijk om de hoek ligt op De Nieuwe Ooster zijn vroeg overleden vader begraven. Als ik voor zijn graf sta, Johan praatte tegen die steen, zie ik hoe dichtbij stadion de Meer lag. Als de supporters zijn zoon toejuichten zwol de geest van Manus van trots.
Op zondag 24 januari 1971 was ik met de vriend van mijn zus mee. Ajax speelde tegen ADO en won met 3-0. Het viel me op dat het vak waarin ik zat enthousiaster oeh en aah-de als Piet Keizer aan de bal was dan wanneer de tovenaarsleerling dat was. Piet scoorde tweemaal, Johan maakte de derde.

Door Duivendrecht koers ik naar de Arena. Meteen na het overlijden gaan er stemmen op om dat stadion te herdopen tot Johan Cruijff-Arena. Juist hier liet hij zich van zijn slechtste kant zien. Verbeten dramde hij via vazallen van de Telegraaf zijn zin door bij Ajax.
Gisteren speelde Oranje hier een oefenduel tegen Frankrijk. Mijn zoon was toeschouwer en klapte in de 14e minuut fanatiek mee met het eerbetoon. Hij vertelde me dat zijn kippenvel kroop waar het niet gaan kon. Vandaag vormt zich voor de ingang een lange rij om het condoleanceregister te tekenen. Te lang om aan te sluiten.

De in alle opzichten treurige plek verlaat ik richting Amstel. Via Ouderkerk bereik ik de rivier. Over de dijk fiets ik met de stroom mee naar de stad. Bij begraafplaats Zorgvlied sla ik linksaf en geniet nog even van de rust. Die wordt ruw verstoord als ik parallel fiets met metro, tram, trein en de bulderende A10. Haaks komen ook nog vliegtuigen over. De torenhoge Zuidas maakt indruk, het wordt nog ‘s wat met het dorpse Amsterdam.

Ik fiets een rondje om het Olympisch Stadion. In 1972 zag ik vanuit vak SS [ sic ] van heel ver, een fel verlicht poppetje behendig excelleren en winnen van Arsenal.
Als ik het stadion heb gerond stuit ik weer op bloemen. Ze liggen tussen het Cruijff Court en het lelijkste standbeeld ooit. Nummer 14 wordt door Hoeness getackeld in de eerste minuut van de WK-finale in 1974. De versierde penalty gaf geen soelaas.

Ik fiets door het Vondelpark naar het centrum. Toeristen duiken weer op, het verkeer stropt. Het Lieverdje heeft een Ajax-das om. Omdat het te druk was bij het condoleanceregister bij de Arena probeer ik het bij het Amsterdam Museum. In de Schuttersgalerij heerst een plechtige stilte. Onder de iconische foto van Paul Huf van Nuninga, Swart, Keizer en de jonge Cruijff staan een tafel en stoel. Als ik zit denk ik aan mijn Catalaanse vriend Joan. Hij maakte mij duidelijk wat Cruijff voor zijn volk heeft betekend. Ik begreep het pas goed toen ik samen met hem de film ‘ En Un Momento Dado’ zag. Hij giert van het lachen bij die uitspraak, wordt stil als hij zijn zoon Jordi - toen een verboden naam in Spanje - doopt en huilt vreugdetranen als Cruijff in zijn eentje Real Madrid in eigen huis vernedert met 0-5.
Ik teken en eer de verlosser van een volk en niet die eigenwijze gelijkhebber.

Mijn vriend Joan, Catalaans voor Johan, noemde zijn zoon natuurlijk ook Jordi en overleed eerder dan Cruijff.

Thomas van der Steen



woensdag 12 oktober 2016

Bretagne

      
             


              Bretagne (2)


Precies zoals ik in de vorige Leunstoel voorspelde is de hemel tegen lunchtijd blauw met hier en daar een toefje wit. De zee is zo dichtbij dat ik ‘m ruik. Een verkeersbord langs het smalle weggetje waarschuwt dat ie sans issue is. Ah, doodlopend, beter kan niet.
De baai wordt begrensd door ruige rotsen. Tientallen bootjes dobberen aan hun boeien. Het strand is goudgeel, het zand fijn. Aan de Côte d’Azur zou het afgeladen zijn. Maar hier blijft het bij wat bejaarden, een paar gezinnen en een verloren puber.
Er is dan ook maar één eettent, een café en een man die in zijn caravan crêpes bakt. De berg lege potten Nutella erachter zou Damien Hirst voor een vermogen aan Tate Modern verpatsen.


Ik heb er al 35 kilometer opzitten dus veroorloof me een rijke lunch in restaurant Vue de Mer. Eerst charcuterie uit de streek, daarna mosselen met friet. Tot slot kaas geserveerd met verse vijgen. Als ik na de koffie terug naar het strand loop zie ik dat de dobberende bootjes ondertussen als oorlogsinvaliden schuin op hun kiel op het zand rusten. Dat is waar ook, het verschil tussen eb en vloed is hier het grootst van heel Europa.


De lunch geeft me energie om kilometers te maken. Gedragen door een oostenwind stuif ik voort. In Perros-Guirec zie ik voor een kerk een oorlogsmonument dat me bekoort. De ellenlange namenlijst van slachtoffers van la Grande Guerre in graniet. Ervoor een beeld van de weduwe van Louis Lariven. Tenminste, naar die naam wijst ze. Haar kinderen, een peuter en een kleuter, volgen met hun ogen de gestrekte arm van mama. Een versteend tableau vivant.
De naam Le Merrer komt trouwens vier keer op die lijst voor. Voor de romantiek van Saving Private Ryan was - het leven van een vierde zoon werd gered - in de Eerste Wereldoorlog geen plaats. Pierre, Guillaume, Félix maar ook Yves sneuvelden in de godvergeten modder van Verdun of Ieper.


Westwaarts fietsend kleuren de rotsen roze, onmiskenbaar heb ik de Côte de Granit Rose bereikt. Het natuurfenomeen maakt extra indruk omdat ik moederziel alleen ben. Elon Musk wil ons naar Mars schieten, ik waan me al op de rode planeet. Ik stap af om de stenen beter te bekijken. Ze zien eruit als onbewerkte aanrechtbladen. Ik volg de kustweg en de rotsblokken worden steeds grilliger van uiterlijk. Erosie vormde een steen tot een eenogig gezicht dat balanceert op de punt van een andere rots. En alles roze, het lijkt wel een creatie van Dali.


In Trégastel sla ik linksaf en verlaat de kust. Verder landinwaarts ligt een fenomeen dat ik moet zien. Een antenne, gebouwd in 1962, om televisiebeelden naar Amerika te stralen en andersom. Om de kwetsbare antenne te beschermen tegen weer en wind hebben ze er een ballon omheen opgeblazen. Van verre zie ik de witte bal in het landschap liggen en hij wordt groter en groter. Als ik vlakbij ben lijkt het wel of ik naar een driedimensionale vlag van een nieuw land kijk. De onderste balk is een gifgroene band van pas gemaaid gras, in het midden die 50 meter hoge spierwitte bol en boven een staalblauwe balk van de wolkenloze lucht.


Als ik ‘s avonds in de schemer terugfiets naar het vakantiehuisje loopt de kortste route door een veld met bloeiende artisjokken. Vleermuizen fladderen onberekenbaar en onheilspellend boven mijn hoofd. Pas in bed brengt het regelmatige geluid van de branding me weer tot rust.

Thomas van der Steen