donderdag 29 januari 2015

Whole lotta Rosie


       
1207VG Doorgeef

               Whole lotta Rosie


‘IS EVERYBODY HAPPY?’, schreeuwt Lex Harding de Rijnhal in. De 5000 YEAH’s walsen over het podium. Het is 13 juli 1979 en ik sta in de coulissen van de zaal in Arnhem. Een vriend van me wil journalist worden en maakt voor school een reportage over een popconcert. Ik mag mee. Veronica organiseert optredens van internationale acts, vanavond AC/DC. Niet mijn muziek: te hard, te veel spijkerjacks zonder mouwen en zwarte T-shirts en te weinig akkoorden. Maar met een Access All Areas-pas is dat bijzaak.

Als we ‘s middags aankomen houden de Australiërs net hun soundcheck. De Rijnhal is, op de mengtafel na, leeg. Als iedereen tevreden is springt zanger Bon Scott van het toneel. Hij zet een enorme Ciske de Rat-pet op en loopt onze kant op. Als hij dichtbij is valt op hoe klein en iel hij is. Hij glimlacht verlegen en als ik hem groet slaat hij zijn ogen neer.

Normaal verzorgt het voorprogramma en hun optreden neigt naar carnaval. Strobalen, bier, overalls, hooivorken en Hendrik Haverkamp. Bennie Jolink zweept het publiek op naar het kookpunt.
Gitarist Angus Young, ook al zo’n kleintje, staat in zijn schooluniform al te trappelen om het toneel te bestormen. In no time staat Bon Scott in ontbloot bovenlijf te zingen. Samen met zijn T-shirt legt hij de schroom van de middag af. Hij dresseert behalve zijn fans ook de bandleden. Gitaar spelend werpt Angus zich op de grond en kronkelt zich spastisch door de solo van het nummer Rocker. Als hij na die act weer opstaat is de vloer kletsnat van zijn zweet.

Als de band haar toegift inzet lopen mijn vriend en ik richting backstage. In een nauwe gang staat een ravissante blondine verveeld een sigaret te roken. Ze is lang en voluptueus, ze heet vast Rosie. Als de bandleden, druipend van het zweet, in de gang opduiken vechten adrenaline en testosteron om voorrang. De deur van de kleedkamer gaat open maar hier eindigt ons ‘Access’. Hij gaat nog wel open voor flessen whisky, én voor Rosie natuurlijk.
“Kom bij ons wat drinken mannen, laat die gasten”, maant Bennie Jolink ons. In de kleedkamer van Normaal zit iedereen op zijn eigen kratje Grolsch gemoedelijk te praten en te drinken. Het rumoer van de overkant wordt luider en luider, de stem van de zanger schalt boven alles uit. Bon Scott plaveit zijn eigen Highway to Hell. Een paar maanden later sterft hij na een wilde nacht aan de gevolgen van drankmisbruik.

Thomas van der Steen

donderdag 15 januari 2015

Brothers in Arms



                  

   Brothers in Arms



Koning Willem-Alexander was me voor want hij mocht het Nationaal Militair Museum officieel openen. Niet lang daarna bezocht ik het museum op de oude vliegbasis Soesterberg. Het was indrukwekkend, fris, groots en afgeladen met veteranen. Enthousiast gaven deze vrijwilligers antwoord op elk denkbare vraag.


Via een vergeten villawijk laat ik Hilversum achter me. De achtertuinen van de landhuizen gaan naadloos over in het bos. Aan de rand van het bos ligt 200 meter volkomen misplaatst asfalt. Een beginnetje van een afslag die er nooit zou komen. Decennialang hebben diverse autoprogramma’s gebruikt gemaakt van dit stukje weg om acceleratie en remwegen te testen.
Het is winter en ik fiets door een desolaat bos. Bij het Wasmeer verheug ik me op drinkende hertjes maar ook zij laten zich niet zien. Een druipend woud begeleidt me naar Lage Vuursche. Op de begraafplaats van de Stulpkerk loop ik langs het graf van Friso, de prins van het fatale skiongeluk. Het graf staat geïsoleerd in de hoek van het kerkhof. Om al zijn voornamen ( 5 ) te kunnen lezen kniel ik voor de steen. Uit het niets klinkt een barse stem die me gebiedt het gras te verlaten. De ziel van de prins wordt goed bewaakt.


In 1994 verlieten de piloten van United States Air Force definitief hun basis in Soesterberg. Vanaf 1951 waren diverse squadrons hier gestationeerd totdat de Koude Oorlog definitief bevroor. Ontelbare keren knalden straaljagers in mijn jeugd boven onze straat door de geluidsbarrière. Eerst een oorverdovende klap en daarna het langzaam wegstervende geluid van  in hun sponningen trillende ramen. De laatste keer dat ik weer zo’n daverende knal hoorde was nota bene in het ogenschijnlijk vredige Denemarken. Samen met mijn kinderen liep ik over een grasveld voor het zwembad. Ik was het fenomeen ontwend en liet me plat op het gras vallen, de kinderen lagen al.


De route door het bos tussen Lage Vuursche en Soest wordt de laatste kilometers ontsierd door een hek. Een overblijfsel van de zware bewaking rond de basis. Op de heuvel waar een ouderwetse radartoren staat heb ik een mooi uitzicht over de werkeloze startbanen. Het macadam wacht met smart op testende autojournalisten.
Voor het zwarte en hoekige museum staat een Patriot-lanceerinstallatie. Het ziet eruit als een schuin omhoog geplaatste container. Bedoeld om vijandige raketten uit de lucht te plukken voordat die inslaan. Laten we hopen dat ze nu beter werken dan in 1991. De Scuds van Saddam Hoessein suisden toen vrij door de lucht naar Haifa en Tel Aviv. De kazerne van Dhahran in Saoedi-Arabië werd vol getroffen: 28 doden.


De bovenetage van het museum vertelt de geschiedenis van de Nederlandse Krijgsmacht. Uniformen door de eeuwen heen, portretten van stadhouders, koningen en generaals. In een zaal staan cabines waar persoonlijke portretten worden geschetst van soldaten. Getuigenissen uit de conflicten waarbij Nederland betrokken was. Zeer indrukwekkend vond ik het verhaal van Manja Blok, de eerste vrouwelijke F-16 piloot. We vliegen mee in haar cockpit in een missie boven Bosnië op 11 juli 1995. ‘Knal alles af beneden lijn 380, allemaal slechte jongens’ is het bevel. Wij weten dat Manja faalde, 'bad guy' Mladic bereikte ongedeerd Srebrenica.


Beneden is de schatkamer: het Arsenaal. Op chronologische volgorde de wapens die door ons leger werden en worden gebruikt. Met een Bataafse ruiter uit de 1e eeuw begint de tentoonstelling. Langs een eindeloze colonne van dolken, hellebaarden, zwaarden, donderbussen, voor- en achterladers bereik ik het echte werk. De immense zaal heeft rondom ramen van 13 meter hoog. Aan het plafond hangen gepoetste vliegtuigen, als ze niet zo hoog hingen kon je ze als spiegel gebruiken. Op de grond rupsvoertuigen, die zijn juist mat gekleurd. Bij drie objecten gaat mijn hart sneller kloppen.


  • De dienstfiets. Daar staat hij, fier naast paard en wagen. In filmpjes over de mobilisatie van Nederland in 1940 altijd opgevoerd als symbool van het gebroken geweertje. Maar zoals we in de Tachtigjarige Oorlog voordeel hadden tegen de Spanjaarden van onze schaatsen kan dat ook met een fiets. Geen brandstof of wegen nodig.
           


  • De DAF YP-408. Als idealist gaf ik mij voor mijn dienstplicht op voor de Rampenbrigade. Als ik dan toch het leger in moest dan maar iets positiefs. Ik zou uitgezonden worden naar Libanon door Unifil  als boordschutter. Met mijn kop boven de bepantsering in een wit gespoten DAF. Patrouillerend langs de Blauwe Grens om Libanezen en Israëli’s uit elkaar te houden. In het Arsenaal staat -ie, het onschuldige wit geschonden. Al in Assen werd besloten - door mij en de majoor - dat het leger niets voor mij was: ik mocht naar huis, godzijdank.
           


  • Dornier-24. Het pronkstuk van het museum, een gigantisch watervliegtuig. Ik kende het uit de verhalen van K. Norel, de ietwat omstreden schrijver van Engelandvaarders en Vliegers in het Vuur. In die boeken komt de Dornier veelvuldig voor. Als 12-jarige leek een watervliegtuig me de ultieme vrijheid. Als ik mijn droom in het echt zie hap ik naar adem.
           


Onderweg naar huis fiets ik langs een relikwie van de Amerikaanse aanwezigheid. Op het kruispunt van de provinciale weg van Utrecht en Amersfoort staat ‘s lands eerste McDrive. In de buurt van Soesterberg neergezet om het squadron zich meer thuis te laten voelen. Als ze dan in hun Buick Park Avenue hun Big Mac weg bunkerden staarden ze vast naar de kerk aan de overkant. Het Witte Kerkje in Huis ter Heide zou niet misstaan in Hometown, Missouri.

Thomas van der Steen