Bedwelmd naar de hoeren
Voor de allerkleinst mogelijke ingreep - ik zeg niet wat, volgens mijn zwager zijn dat ongewenste intimiteiten - meldde ik mij heel vroeg in het ziekenhuis. Al om kwart over zeven lag ik met acht anderen in een kamer waar de narcose-infusen werden aangelegd. Ik schaamde mij diep voor de onnozelheid van mijn kwaal, nee, dan de anderen. Een voetballertje van 16, gecompliceerde beenbreuk. Twee mannen, de doodsangst in hun ogen, die gedotterd moesten worden. Een jonge vrouw die na een onhandige manoeuvre op haar werk haar enkel op 3 plaatsen had gebroken. En twee andere patiënten die onmiskenbaar leden aan de gevreesde ziekte.
Deze route heb ik vaker gefietst, van Hilversum naar Utrecht. Door het Loosdrechtse Bos en over de Hoorneboegse heide. Langs ons vliegveld, ja ja, en het woonwagenkamp met de autosloperijen. Maar daarna volgt een uitgestrekte leegte, als ik naar het zuiden kijk lijken de weilanden tot aan de voet van de Domtoren te lopen. De Loosdrechtse en Breukeleveense Plassen zijn niet ver. Ik fiets parallel aan de grens van de provincies Utrecht en Noord-Holland langs het Tienhovens Kanaal. Dit poldergebied werd vroeger bemalen door de molen De Trouwe Waghter. Hij is door Natuurmonumenten gerestaureerd en toont als net opgeleverd. In de Tweede Wereldoorlog gaf de molenaar door middel van de stand van de wieken door aan onderduikers in de polder of er onraad dreigde. Dat klinkt als een verhaal uit de Kameleon-reeks maar de molenaar heeft op lepe wijze levens gered.
Als eerste werd ik naar de operatiekamer gereden. De anesthesiste prevelde nog voor zij afdrukte: “Het kan een beetje branderig gevoel geven, hoor.” Het brandde zeker, maar niet een beetje. Het leek wel of mijn linkerarm al blakerde in de hel; ik schreeuwde het uit. Aan mijn pijngrens kon het niet liggen, die ligt legendarisch hoog. Ik was de man die jaren geleden rechtop de Spoedeisende Hulp van dit ziekenhuis was binnen komen wandelen ondanks zeven gebroken ribben. De geschrokken anesthesiste jenste er nog een pijnstiller achteraan, tevergeefs, ik was al weg.
Door een decor van weilanden, slootjes en plassen jakker ik naar de Vecht. Over de oostelijke oever laat ik me door de rivier naar het zuiden leiden. De smeed- en gietijzeren hekken aan de overkant ogen majestueus. Aan de waterkant staan de beroemde Vechtse theehuizen. De Amsterdamse koopmannen uit de 17e eeuw hebben juwelen nagelaten. De pleziervaart komt langzaam op gang, de klassieke houten sloepen passen naadloos in deze contreien.
Ineens schrik ik wakker, klaarwakker. Met wijd opengesperde ogen scan ik de voor mij onbekende ruimte. Veel licht, het plafond en de muren smetteloos wit. O ja, ik ben onder narcose geweest, kort maar volledig. Voor mijn gevoel heb ik maanden in coma gelegen. Een blik op mijn telefoon verraadt dat het maar een kwartier later is dan de vorige keer dat ik keek. Als de dienstdoende verpleegkundige - nooit verpleegster zeggen - merkt dat ik weer bij ben, rijdt ze met een collega mijn bed met mij erin terug naar zaal.
Voordat ik er erg in heb ben ik op het beruchte Zandpad. Hier pezen de hoeren van Utrecht op woonboten hun klanten uit. Althans, nu nog. De gemeente wil een eind maken aan de vrouwenhandel waar het oudste beroep ter wereld onlosmakelijk mee is verbonden. Er staat al een aantal woonboten leeg. Ondanks dat is het net zo druk als op het Domplein. Auto’s kruipen filegewijs langs de uitnodigende, schaars geklede lichtekooien. Op de plankieren naar hun paradijs onderhandelen mannen onbeschaamd over prijs en daad. Ik oordeel niet maar betaalde liefde is nou eenmaal niets voor mij. Geen hoogdravend principe, ik ben simpelweg te bleu. Bovendien heb ik vaak geluisterd naar Tina Turner’s Private Dancer.
Terug op zaal kreeg ik een ontbijt. Na twee koppen koffie was ik weer fris en monter. Bij de balie loog ik dat Belinda in de hal op mij wachtte. “Voorzichtig thuis bijkomen op de bank en verder relaxen vandaag”; riep de verpleegkundige me nog na. Maar Belinda was niet in de hal, die heeft nachtdienst gedraaid in ditzelfde ziekenhuis en lag thuis te slapen.
Trouwens, ik zie veel columnisten en bloggers worstelen hoe hun partner te noemen. Huisgenoot, mijn lief, de liefste of zelfs Allerliefste, met hoofdletter maar liefst. Mijn vrouw heet Belinda en voldoet aan alle voorgaande kwalificaties: we wonen in hetzelfde huis en ze doorliep alle rangen van lief.
Door de draaideur verliet ik het ziekenhuis. Deze juni-ochtend oogde veelbelovend. De nog koele lucht kriebelde in mijn neus, de zon aaide mijn wangen.
Als ik over de Oude Gracht fiets gaat mijn telefoon. Belinda is wakker geworden en verbaast zich over mijn absentie. Waar ik ben, of ik helemaal gek ben geworden en dat ik linea recta met de trein naar huis moet en wel zo snel mogelijk. Behalve lief en bezorgd is zij als verpleegkundige ter zake deskundig. Ondanks het feit dat ik me zelden uitgeslapener heb gevoeld fiets ik gedwee naar Utrecht CS. Een half uur later lig ik thuis op de bank, klaarwakker.
Thomas van der Steen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten