donderdag 17 oktober 2013

De Nieuwe Wildernis?





                     De Nieuwe Wildernis



De overweldigende beelden uit de film met die titel over onze eigen Nederlandse natuur werden de afgelopen weken breed uitgemeten in de media. Ze brachten me niet zover dat ik naar de bioscoop ging. Ik wil nou eenmaal zelf op de pauzeknop kunnen drukken en je weet maar nooit wie er naast je komt zitten. De imponerende beelden voerden me wel naar mijn map met ‘uit de krant gescheurde fietsroutes’. Ik viste er ‘Rondje Oostvaardersplassen’ uit.
Ooit, op een knisperende winterdag, was ik al eens met mijn vrouw in dat natuurgebied wezen wandelen. Een totaal mislukte expeditie. De sneeuw was kniehoog en ons schoeisel allesbehalve berekend op de Siberische omstandigheden. Na twintig minuten waren we al weer blauwbekkend terug bij de ingang. Bij gebrek aan tractiecontrole bleef de auto ook nog wielspinnend op zijn parkeerplek staan. Drie hoofdschuddende bezoekers - zij wél met respectabele snowboots - duwden ons weer op weg.

Vandaag hebben alle weermannen met piketdienst me een aangename herfstdag beloofd. Na een nevelige ochtend zou de zon haar best doen.
Iets ten zuiden van Lelystad-Haven start ik mijn fietstocht rond de Nederlandse jungle. De Knardijk - goeie naam - vormt de oostelijke begrenzing van het natuurgebied. De dijk is hoog en je kunt daardoor ver kijken. Wat meteen opvalt is scherpe grens tussen natuur en cultuur. Links van de dijk gemaaid gras met keurige picknickplaatsen. Rechts van de dijk is het talud ook nog tiptop verzorgd. Dan een hek met erachter een heuse woestenij. Inmiddels is de nevel - zoals beloofd - opgetrokken maar de zon nog onzichtbaar. Ik fiets tegen een decor met onnoemelijk veel grijstinten, je moet ervan houden.

Ik sla rechtsaf voor de groene route naar Almere-Buiten. In het Praambos wordt het saaie grijs afgewisseld met nog groen lover. Ook op dit traject links aangelegde natuur en rechts de aan het lot overgelaten reservaat. Nadat het pad door het bos heeft gekronkeld neemt het nu de starheid aan van een liniaal. Ik word ingehaald door een groepje wielrenners. Eén van hen laat meewarig zijn blik glijden over mij en mijn fiets. Geërgerd schakel ik op en pik in het laatste wiel. Kilometerslang laat ik mij meeglijden gelijk een opportunistische profrenner. Ik lever minder energie dan daarnet maar flits wel tien kilometer sneller over de betonplaten. Ik ervaar de sensatie van ‘t jezelf laten meevoeren in de boezem van het peloton. Maar wielrennen is niks voor mij. Ik kan niet goed zitten op zo’n smal zadeltje. Van fietsen met mijn kont hoger dan de kop krijg ik pijn in mijn rug.
Zij fietsen rechtdoor naar Almere, ik sla rechtsaf het Kotterbos in.

Nu volg ik de zuidgrens van het natuurgebied en al snel stopt de bebossing. Hier kun je mijlenver over moerasgebieden kijken. In de film is er een aaneenschakeling van jagers en gejaagden maar tot nu toe heb ik nog geen dier gezien. Ja, kauwtjes en vliegjes, meer niet. Dat ik geen burlende edelherten en op ganzen jagende vossen zie, dat snap ik. Maar terwijl het op de heien rondom Hilversum stikt van de grote grazers laat de levende have zich hier niet zien. Het Jan van den Boschpad voert langs verhoogde uitkijkposten. Hier hebben zich de vogelaars verzameld. En niet de eerste de beste. Hun verrekijkers en fototoestellen zien er uiterst professioneel uit. Een vrouw heeft - ze heeft een lens van een meter - haar toestel zelfs bekleed met militaire camouflage-kleuren. Het is een drukte van belang dus er zal wel wat te zien zijn. Ik hoop op een glimp van een ijsvogel. De in prachtige kleuren getooide vogeltjes komen prominent voor in de film dus waarom niet? Aan de man met de meest indrukwekkende verrekijker vraag ik of hij een ijsvogel op de korrel heeft. Hij blijkt een Fransman, weet niet wat een ijsvogel is en kent de Engelse variant kingfisher ook niet. Behalve rimpelend water, woeste struiken en dode takken zie ik niks, geen levend wezen.

Ik verlaat de post en fiets richting Markermeer. Daar aangekomen buig ik af naar rechts. Op een bordje staat: Lelystad 19 km, ik schrik ervan. Het fietspad loopt langs de N 701, een provinciale weg. Rechts dus die dooie, grijze Oostvaardersplassen, voor me een ellenlange weg die verdwijnt aan de horizon en links het zo mogelijk nog grijzere Markermeer. Mijn korte aandachtsspanne is legendarisch onder familie en vrienden. Dus bijna twintig kilometer fietsen in een onveranderlijk milieu beschouw ik als een heidens karwei. Gedreven door de wind in de rug snel ik terug naar mijn auto. Opeens priemt er licht door het dichte wolkendek. Schuin door de wolken een schijnt een felle bundel zonnestralen die voorbij Swifterbant de aarde raakt. Je zal maar een lijfeigene in de Middeleeuwen zijn geweest, verstoken van wetenschap en Verlichting. Hij had er zeker de hand van god in gezien die hem de juiste weg wees. Ik kan de Spaanse filmregisseur Luis Buñuel nazeggen: “godzijdank ben ik een atheïst”. Anders had ik nog verder moeten fietsen.

Het rondje om de Oostvaardersplassen was saai en kleurloos. Ik ga later de film zien, thuis, en in een levendiger seizoen terugkomen. Om te wandelen, niet om te fietsen.

Thomas van der Steen





Geen opmerkingen:

Een reactie posten