De wereld van Peter Stuyvesant (1)
Op mijn 14e had ik een krantenwijk en eindelijk geld. Ik kon de LP’s kopen die ik wilde en ging vaak naar de bioscoop. Zo zag ik in één week een onvervalste klassieker, Amarcord van Fellini, en een pulpfilm die een cultklassieker werd, Enter the Dragon van Bruce Lee. Onbevangen was ik, en werd nog niet gehinderd door goede smaak. Ik verheugde me op de reclame vooraf, die van Peter Stuyvesant. Stoere mannen, met snorren, vlogen met hun knappe vrouwen in een Concorde de hele wereld over. Ze keken vanaf het dak van de Twin Towers over New York, skieden in Cortina d’Ampezzo en snorkelden rond Guadeloupe. En maar paffen die gasten, zo’n leven wilde ik ook!
Een handvol decennia later sta ik op spoor 5 van station Hilversum. Het is vrijdagmiddag tegen vijven en de binnenrollende trein gaat naar Schiphol. Door soaps en natuurdocumentaires wil ik met eigen ogen Australië zien en de eerste stap is gezet.
De Boeing 777 vertrekt 22.00 uur en ben ruim op tijd, het wachten begint. In de rij voor de incheckbalie, voor de bagage drop off, met mijn paspoort in een zweterige hand geklemd voor de douane en uiteindelijk voor de security check. Dat je schoenen uit moeten ervaar ik als aanranding. Daarna verzamelen bij de gate waar ik de gezichten van mijn medepassagiers taxeer op terroristisch risico. Maar 75% is Arabisch want de tussenstop naar Melbourne is Dubai dus……...inshallah.
De luchtvaartmaatschappij is Emirates en de stewardessen van dienst dragen hoofddoeken. Nou ja, aan hun rode pet hangt langs hun rechterslaap een witte sjaal, meer een symbolisch gebaar. Naar Dubai is zesenhalf uur, een niemendalletje vergeleken met het traject erna. Maar het is meteen afzien. De beklemmende ruimte, de suizende herrie van de motoren, het doorlopend naar de wc gaan van de anderen en de beloofde wifi doet het niet. Ook nog het continue gewrik van die metalen rechthoeken op wieltjes om iedereen te voorzien van een diner; het is inmiddels middernacht. Salade niçoise, lamscurry en chocolade mousse met framboos toe. Klinkt goed maar het is flauw en weinig. Het geklooi met plastic bestek en het zonder brede ellebogen kunnen eten bederft de eetlust nog het meest.
Mijn blik is gericht op het vluchtplan voor me, het vliegtuigje kruipt over de Zwarte Zee, we zijn nog niet op de helft.
Als ik Dubai International Airport betreed ben ik voor het eerst in Azië. Zo warm als het buiten is, zo koel is de ontvangst. Een legertje kleine Filipina’s dirigeert ons door middel van geschreeuw en geagiteerde armgebaren naar de ruimte waar we geacht worden te zijn. Omdat ik 4 uur moet wachten op vertrek heb ik me voorgenomen om Burj Khalifa te bezoeken. De toren is 828 meter hoog, de hoogste van de wereld. Hij ligt 2 metrostations hiervandaan, zo gepiept. Maar ik mag de transferruimte niet verlaten. Als ik mijn plan ontvouw zegt de man in uniform dat ik dan heen en terug door de douane moet en dat er geen enkele garantie is dat ik mijn aansluitende vlucht haal. Teleurgesteld vraag ik of ik ergens naar buiten kan om het wereldwonder te aanschouwen maar hij schudt het hoofd. ‘But a window to look at the tower?’, vraag ik ten einde raad. ‘Sorry sir, no windows at Dubai Airport.’
Gedesillusioneerd draai ik me om naar mijn tijdelijke gevangenis. Om me heen zie ik Rolex, Victoria’s Secret, Heidsieck en een winkel waar ze goud per strekkende meter verkopen maar het is en blijft een gevangenis. Geen Peter Stuyvesant te bekennen overigens.
Thomas van der Steen