Gisela, organiste in Altenkirchen
Tijdens mijn tochten fiets ik alleen. Dat lijkt eenzaam maar daar denk ik heel anders over. Soms heb ik bijvoorbeeld zin om, wind mee en de pedalen geselend, een uur lang non-stop door een lege polder te stuiven. Om even later te stoppen bij elke kerk, ieder park, standbeeld, geveltje of uitzicht om er rustig kuierend van te genieten. Als ik enthousiast vertel over mijn uitstapjes en mensen vragen of ze eens een keer mee mogen wimpel ik dat af. Maar nadat ik tweemaal schreef over Rügen ( zie eerdere berichten ) wilde mijn vrouw daar samen fietsen. Voor haar maak ik graag een uitzondering.
Het eiland Rügen ligt 300 kilometer ten noorden van Berlijn in de Oostzee. Voor Nederlandse begrippen groot, twee keer Texel, en grillig van vorm. Met de auto bereiken we via een corridor een deel van Rügen, het schiereiland Wittow. In Altenkirchen huren we onze fietsen voor de dag en sturen naar de kust. De hele dag houden we de zee aan onze rechterhand. Het is hier een heus eldorado voor fietsers, brede schelpenpaden en geen auto te bekennen. Het pad loopt steil naar beneden naar Vitt, een oud vissersdorpje van witte huizen met rieten daken. Op het strand eten we gerookte makreel. Gelukszoekers waden door de branding op zoek naar stenen met een gat erin. Door erosie en de structuur van vuursteen ontstaan er gaten en de mens zou de mens niet zijn om er mythische krachten aan toe te dichten. Eeuwige voorspoed en welbevinden tot de dood.
De weg stijgt naar het hoogste punt van een krijtrots. Op het grasveld staan twee vuurtorens, de oudste is vierkant, plomp en opgetrokken uit rode baksteen. De nieuwe, rond en slank, werd al in 1902 in gebruik genomen, wat het woord nieuwe aanmerkelijk relativeert. Het gras houdt ineens op, een meter verder zinkt de rotswand 50 meter de diepte in. We staan op Kaap Arkona, het noordelijkste puntje van het eiland. De hemel is wolkenloos en het uitzicht fantastisch. Veerboten glijden statig voorbij, ze zijn onderweg naar Baltische bestemmingen als Riga, Liepaja en Klaipeda. Als ik recht vooruit kijk zou ik Wallander voor zijn strandhuis kunnen zien zitten. Het Zweedse Ystad ligt in een rechte lijn naar het noorden.
We stappen weer op de fiets en ronden de kaap. Dit is het ruige gedeelte van het eiland. Hei en lage struiken voeren hun eeuwige strijd met de nooit aflatende wind. Na een paar kilometer doemt een dennenbos op. Tussen de stammen zien we 30 meter lager een uitnodigend strand liggen. Leeg, uitgestrekt en maagdelijk baadt het strand in de zon. Gestriemd door bramenstruiken bereiken we het witte zand en de blauwe zee. Het water is fris maar de zon vergoedt alles.
We hebben nu de noordelijke helft van het schiereiland gezien en fietsen terug naar Altenkirchen. Voordat we de fietsen bij de verhuurder inleveren bezoeken we de kerk. De deur staat open en rechtsvoor zit een eenzame jongeman op een houten kerkbank. Plotseling vult de kerk zich tot in de verste hoek met orgelklanken. Als aan de grond genageld hap ik naar adem. Onmiskenbaar Toccata con Fuga van Bach. Toen ik 16 was ging ik naar Rollerball, een film over sport in de toekomst. De film begon met Bach’s orgelstuk en het kippenvel stond minutenlang op mijn armen.
Zo plotseling als het begon zo abrupt stopt het. ‘Na und Detlev, schneller?’. ‘Mach mal Gisela’, antwoordt de eenzame man. Gisela speelt het iets sneller en stopt weer onverwachts. De achter haar orgel verscholen organiste vraagt haar Detlev nu of het lager moet. Of harder, of meer labiaal of meer linguaal. Op alles zegt Detlev tegen de onzichtbare vrouw; ‘viel besser Gisela, fabelhaft.’
De sobere inrichting van het kerkje verveelt snel en de kans dat Gisela een stuk onafgebroken voor ons speelt acht ik nihil.
Fietsen met zijn tweeën bleek ook leuk, Rügen is dan ook een fantastisch eiland. Het zwemmen in een lege zee en zonnen op een verlaten strand was paradijselijk. De sacrale ervaring in de kerk zal ik nooit vergeten; vanaf die dag is Toccata en Fuga in d-moll ( BWV 565 ) mijn ringtone.
Thomas van der Steen