donderdag 26 september 2013

'Eenmaal in Dordt aangekomen....schijnt ut zonnetie door de bomen.'


'In Dordt aangekomen .....Thomas van der Steen

1020BZ Dordt
... schijnt ut zonnetie door de bomen.'
De collega waar ik het nauwst mee samenwerk komt oorspronkelijk uit Dordrecht. Hij woont al een decennium in ’t Gooi, maar snakt nog altijd naar zijn geboortegrond. Wij Gooiers zijn – volgens hem – bekakt, uit de hoogte en teveel gericht op 020. We missen nou eenmaal de recht-voor-zijn-raap-mentaliteit en vooral de humor die zo gangbaar is in de Drechtsteden. Maar boven alles verzekert hij me dat je er mooi kan fietsen.

Op een winderige maar heldere zaterdagochtend in juni rijd ik met de fiets achterin de auto naar de Biesbosch. Vlakbij Paviljoen de Viersprong wissel ik van stuur en fiets naar de op het schoolbord beloofde koffie met appelgebak. De uitbater staat buiten en voordat ik ben afgestapt bast hij; ‘Wel in het rek zetten, die fiets’. Dat recht-voor-zijn-raapse liet niet lang op zich wachten, nu de humor nog. Binnen blijkt de man evenwel alleraardigst. Hij legt uit dat zijn gasten hun fiets soms zelfs binnen zetten.

Na de koffie fiets ik eerst door bos, maar al snel begint de enorme weidsheid van Hollands polderlandschap. In de verte de contouren van Dordrecht maar verder: weilanden, sloten, molens, dijken en boerderijen. Over de Wieldrechtse Zeedijk rijd ik langs de zuidkant van de stad. Aan mijn rechterhand vredige buitenwijken, links dijkhuisjes, populieren met erachter akkers. Aan het einde van de dijk overschrijd ik de grens van de bebouwde kom. Om in de historische binnenstad te komen moet ik de Vogelaarwijk Crabbehof doorkruisen. Zo vaak kom ik niet in een Top 40 krachtwijk maar ‘t valt me alles mee. Geen uitgebrande autowrakken, dealende hoekmannen of lijmsnuivende minderjarigen. Maar het is dan ook een zonnige zaterdagmiddag, wie weet blijft het gespuis bij daglicht in hun holen.

De grote verrassing komt als ik in het oude gedeelte van de stad kom. Uit het statige stadhuis komt nét een bruidspaar. Familie en vrienden juichen de twee hartstochtelijk toe. Tevergeefs duikend voor de rijstregen lopen ze naar de gereedstaande Citroën DS. Nadat het gelukkige paar is vertrokken fiets ik naar het hier overal aanwezige water. Alles ziet er fantastisch uit: de havens, bruggetjes, kades en de oude koopmanshuizen met hun Dordtse gevels. Langs de Wolwevershaven rijd ik naar de Damiatebrug. Een ijzeren ophaalbrug met twee heel steile vlakken. Op en neer fietsen is onmogelijk, ik moet afstappen. Meteen laat ik de geschiedenis achter me, eigentijds Dordrecht ligt voor me.

Ik ben op de Merwekade, drie onstuimige rivieren komen samen: de Noord, Oude Maas en de Beneden-Merwede. Hier ligt een hypermoderne aanlegplaats. Wel van hout maar met elektronische borden die de vertrektijden van de Waterbussen aangeven. Die onderhouden diensten over de rivieren, van Rotterdam tot Sliedrecht. Ik wil naar de halte Hollandse Biesbosch en heb geen idee welke boot ik moet hebben. Ik vraag het een stel in uniform dat staat te roken op de kade. ‘Ik gaat naar de Hollandse Biesbosch, lieverd’, zegt de ravissante blondine met kapiteinspet. ‘Dat schip in de midden, die nemen we’. Maar er liggen vier boten dus ik vraag welke de middelste is. ‘Opschieten wijsneus, met je fiets, mijn peuk is op’. Gedwee volg ik haar naar de goeie boot. Het is een klein stukje varen maar de tocht is machtig. De rivier is breed, wild en drukbevaren. Behouden bereiken we mijn halte, ik krijg nog een knipoog van de kapitein.

Nadat ik de steiger heb verlaten moet ik kiezen tussen links- of rechtsaf. De meesten gaan rechts, verderop ligt een recreatiegebied. Ik ga links, op zoek naar de ongerepte Biesbosch. Maar die ligt aan de overkant van het water. Dat moet ik maar eens met een roeibootje doen. In mijn jeugd zag ik bij van Gewest tot Gewest dat hier bevers uitgezet werden en die wil ik wel eens zien. De watertjes, boerderijen en polders hebben zonderlinge namen. Langs het Gat van Kielen, Kooikil, Frida Katz-Erf, Kwal- en Kaalgat bereik ik mijn auto.

Mijn collega heeft zonder meer gelijk. Zijn heimwee naar Dordrecht en omgeving begrijp ik nu alleszins.
****************************
De tekening is van Annemiek Meijer

donderdag 12 september 2013

Liboa e Transtejo ( 2 en slot )


                                         Thomas van der Steen

1019BZ Lisboa2
Vanochtend ben ik met mijn wrakkige huurfietsje van het strand naar de haven getoerd. Daar nam ik de ferry naar Lissabon. Aan deze kant van de stad liggen ministeries, banken, hoofdkantoren van multinationals en allerhande officiële overheidsgebouwen. Een prachtige triomfboog biedt toegang tot Rua Augusta, een drukke promenade.

Dus volg ik met de fiets aan de hand het personeel dat de kantoren uitstroomt, het is lunchtijd. Fascinerend, om op bezoek te zijn in een stad waar gewerkt wordt. De toeristen flipfloppen bezweet, bestoft en roodverbrand op slippers vermoeid door de stad. Terwijl de kantoormannen, in perfect gesneden pakken en onberispelijk gesteven witte overhemden, ijzingwekkend übercool blijven. Net als de vrouwen, in hun kittige mantelpakjes en op huizenhoge hakken door de oververhitte stad klikklakken.

In het midden van de straat staan de terrassen opgesteld. Ik ga zitten bij Pastelaria Néné, meer dan alleen een gebakzaak. Want dat is de letterlijke vertaling. Er is hier wifi, dus werkelijk iedereen zit onmiddellijk op zijn schermpje te loeren. Van de geplastificeerde menulijst kies ik bifana piri piri, een broodje met dungesneden vlees met rode pepertjes en een zalige mosterdsaus. Om het nog Portugeser te maken neem ik eenpasteis de nata toe. Portugezen eten op elk moment van de dag deze hemelse roomgebakjes. Bij de bakker waar ik ‘s ochtends brood haal telde ik meer dan 30 verschillende variaties.

Na de maaltijd laat ik het kantoorpersoneel achter op hun terras. Zij hebben nog minstens een uur pauze. Lissabon is gebouwd op zeven heuvels, maar met deze fiets ga ik niet klimmen. Zeker niet in deze hitte, 't is inmiddels 33 graden. Ik zal langs de oever van de rivier rijden naar de wijk Belém, daar kan ik een ferry terug nemen. Onderweg naar de Taag fiets ik op met Tram 28. Van alle bezienswaardigheden in Lissabon is dit de meest bijzondere. Een elektrische, felgele tram uit 1903 die je door de hele stad heen sleurt. Bijvoorbeeld door de steegjes van de Moorse wijk waarbij het drogende wasgoed de ramen van de tram streelt. Lijn 28 maakt vaart en twee jongens, die aan de achterkant hangend meeliften, strekken hun handen uitnodigend naar me uit. Ik dompel me graag onder in een vreemde stad maar het ziekenhuis – of politiebureau – hoef ik niet te zien.

Langs de rivier loopt een brede, steeds van naam wisselende, straat die tot snelweg is gebombardeerd. Maar strak langs het water ligt een fiets- en wandelpad. Net als in andere havensteden zijn ook hier de oude kades opgeknapt. Aan het Alcantara-dok rijgen de restaurants en bars zich aaneen. Boven me dendert het verkeer over de brug naar Setubal. De rode hangbrug is een kopie van de Golden Gate Bridge in San Francisco. Over kopiëren gesproken, aan de overkant staat een levensgroot beeld van Jezus met gespreide armen. Rio, Frisco, waar ben ik?
De Portugezen waren de eersten die alle wereldzeeën bevoeren. Uit steen gehouwen staren Hendrik de Zeevaarder, Vasco da Gama en Magellaan verlangend naar de horizon.
Hier ligt ook het Estação Fluvial de Belém, het waterstation van waar de ferry terug vertrekt. Het is aanzienlijk minder druk dan op de heenweg. Trafaria, het stadje waar de pont heen koerst, lijkt wel een spookstad. Drie kolossale hijskranen staan werkeloos met lamme armen in de haven. De ooit florerende dynamietfabriek is al decennia bankroet. Dat vertaalt zich meteen in een vervallen steiger en een donkere terminal waar de plaatselijke alcoholisten zich hebben verzameld.

Nu is het makkelijk naar het gezin op het strand terug te fietsen. Als ik het water rechts houd kan ik ze niet missen. De monding van de Taag wordt almaar breder en gaat naadloos over in de Atlantische Oceaan. Grote campings, golfbanen, tennisparken, hotels, pensions en jeugdkampen wisselen elkaar af. Naarmate ik dichter bij Costa de Caparica kom wordt de kust minder grillig. Ik breng mijn fiets terug naar de verhuurder. Ik zie verbazing op zijn gezicht – ik ben zes uur weggeweest – maar zijn Engels en mijn Portugees schieten tekort voor uitleg.

Ik loop het strand op en zie vrouw en kinderen zich koesteren in de zon. Maar er is meer, veel meer. Op ‘ons’ strandje is het een drukte van belang. de jeugd heeft er bezit van genomen. Het is een smeltkroes van volkeren. Portugal had koloniën over de hele wereld. Angola, Mozambique en de Kaapverdische eilanden in Afrika, Brazilië in Amerika en onder andere Oost-Timor in Azië. De jonge mensen op het strand zijn van lelieblank wit tot zwarter dan git. Alle groepjes – van twee vriendinnen tot een horde van tien jongens – zijn divers in etniciteit. Maar wat het meeste opvalt is de tomeloze energie. Ze voetballen, zwemmen, rennen, springen, volleyballen, worstelen….ze spelen.

Terwijl ik gewend ben aan Hollandse kids die blasé op hun rug liggen, bruist het hier van de levenslust. Achter me gebruiken vier jongens een kliko om uit te maken wie de meeste salto’s achterover kan maken. Voor me lopen drie meisjes met onmiskenbaar Braziliaanse roots heupwiegend in hun strings dicht langs twee op leven en dood worstelende macho’s. Links ontfermen de vrienden van de beste voetballer op het zand zich over zijn baby, zodat de jonge papa zijn partijtje kan afspelen. Rechts van me doen ze een wedstrijdje wie het langst op zijn handen kan blijven staan.
Portugal zucht onder de crisis maar haar jeugd fonkelt en zindert.
 
*********************************
De tekening is van Renée van den Kerkhof
Illustratrice in opleiding: http://www.neetje.nl

© 2013 Thomas van der Steenmeer Thomas van der Steen - meer "Op de fiets" - reageer